2e afd. 25 augustus 1977
Artikel 8. Opzegging van levering van signalen.
100
1. De gebruiker die geen verdere levering van signalen verlangt,.
of een aangeslotenperceel verlaat,is verplicht zo spoedig moge-
lijk - in het laatste geval tenminste 2 werkdagen vöor het ver-
laten van hetperceel-hiervan schriftelijk aan de directie kennis
te geven en haar zo nodig in de gelegenheid te stellen de toe-
voer af te sluiten.
2. Bij verzuim van enige verplichtingals bedoeld in het eerstelid
van dit artikel, blijft de gebruiker, die het verzuim pleegt,
aansprakelijk voor het verdere gebruik, alsmede voor het nakomen
van alle overige verplichtingen, welke ingevolge deze verordening
op hem rusten.
Hoofdstuk IV. Aansluitingen.
Artikel 9 Verplichtingen van de eigenaar en de gebruiker.
1. De eigenaar, respectievelijk de gebruiker van een aan te sluiten of
aangesloten perceel worden geacht hun toestemming te hebben verleend
'tot het aanbrengen, hebben, houden, aftakken, wijzigen, onderhouden
en wegnemen van al hetgeen in het perceel en de daarbij behorende
'grond is of zal worden aangebracht tot levering, meting en voortgelei
dinq van siqnalen van de C.A.I., mede ten behoeve van andere percelen
2. Het is de eigenaar, respectievelijk de gebruiker van het perceel
waarin de aansluiting zich bevindt, verboden:
a. van een aansluiting op de C.A.I. gebruik te maken zonder toe-
stemming van de directie;
b. de aansluiting voor andere doeleinden te gebruiken, dan waar-
voor deze is bestemd;
c. werkzaamheden te verrichten of te laten verrichten aan de
aansluiting of het distributienet van de C.A.I.;
d. andere gebruikers te storen of te belemmeren in het genotvan
hun aansluiting;
e. zonder toestemming van de directie signalen aan derden door
te geven;
f. gebruik te maken van een ander soort aansluitsnoerals di-e
welke daartoe door het bedrijf is goedgekeurd en toegelaten.
Deze snoeren moeten voor rekening van de gebruiker worden aan-
geschaft.
Artikel 10 Aanleg en onderhoud van de aansluiting.
1. De aanleg van de aansluiting geschiedt door of vanwege het be-
drijf, waarbij de plaats van het aansluitpunt bepaald wordt in
overleg tussen de directie en de aanvrager.
2. De aansluiting blijft het eigendom van het bedrijf ongeacht of
de aansluiting geheel of ten dele voor rekening van de aanvra-
ger is gelegd. De aansluiting wordt onderhouden door en voor
rekening van het bedrijf.
3. Uitsluitend de directie en de door de directie aangewezen per-
sonen, voorzien van een legitimatiebewijs, zijn bevoegd de ver-
zegeling van een aansluitpunt te verbreken en de aansluitinq od
de C.A.I. in bedrijf te stellen.
- 5 -