ARTIKEL 233
Van artikel 233 worden het opschrift en de tekst vervangen door:
ARTIKEL 234
Van artikel 234 wordt het eerste lid vervangen door:
1. Vuilstortkokers moeten wanden hebben van onbrandbaar
materiaal, die, indien de vuilstortkoker binnen het gebouw is
gelegen, een brandwerendheid moeten hebben die ten minste
gelijk is aan de brandwerendheid die is vereist voor de bovenste
van de beide vloeren waartussen de koker zich bevindt, met dien
verstande dat de brandwerendheid ten minste 30 minuten moet
bedragen.
3. Vuilstortkokers moeten aan de onderzijde uitmonden in een
uitsluitend voor het opvangen van vuil ingerichte ruimte van
zodanige afmetingen dat in die ruimte een voldoend aantal
vuilnisemmers of -bakken van een plaatselijk toegelaten model
doeltreffend kan worden opgesteld.
Boven de hoogst gelegen stortopening van een vuilstortkoker
moet een goed afsluitbare inspectie-opening van voldoende
afmetingen aanwezig zijn.
Stortopeningen en inspectieopeningen moeten zijn afgesloten
door kleppen dan wel luiken van onbrandbaar materiaal.
In de vloer van de ruimte waarin de vuilstortkoker uitmondt,
moet een op de riolering aangesloten lozing aanwezig zijn, voor-
zien van een stankafsluiting.
Wanden en vloeren van opvangruimten moeten zijn samen-
gesteld uit onbrandbaar materiaal en moeten een brandwerend-
heid hebben van ten minste 60 minuten.
Nadere eisen kunnen worden gesteld met betrekking tot de
constructie en inrichting van vuilstortkokers en opvangruimten.
Inrichting en opvangruimte
Stortopeningen van vuilstortkokers moeten zodanig zijn inge-
richt dat bij het inwerpen van vuil geen terugslag van vuil of
stof kan plaatsvinden en zodanig afsluitbaar zijn dat geen stank,
stof of rook uit de stortopening kan ontwijken.
2.
3.
4.
5.
1.