25 augustus .1977
van V.V.D. en C.D.A. ingenomen standpunt veroorzaakte vertraging met
deze procedure - immers anders had reeds dit voorjaar de inspraakvan
start kunnen gaan - is zij toch blij dat het uiteindelijk resultaat
van deze diskussies nu vanavond op deze manier ter tafel ligt.
Wat de inhoudelijke aspekten van deze zaak betreft zegt spreker dat
conform de in het verleden gemaakte afspraken ook zijn fraktie van
meninq is dat een uitspraak over de ontsluitingswegen van het cen-
trum van zodanige bovenwijkse betekenis is, dat die door de raaddient
te geschieden voordat de inspraak van de wijkbewoners rond het cen-
trum van start gaat. Deze uitspraak zal als een gegeven voor de in-
spraak nioeten dienen. Zijn fraktie stemt in principe in met de door
het college voorgestelde ontsluitingswegen. Wel ziet zij in de toe-
komst een relatie met de hoofdwegenstruktuur voor de geheie gemeente,
zoals die moet worden vastgesteld in het kader van het verkeersstruk-
tuurplan, ook weer na inspraak. Met name zai dit een rol kunnen spe-
len bij de bepaling van de verdeling van de druk op de verschillende
aan- en afvoerwegen naar het centrum. Dit betekent derhalve dat zijn
fraktie met het college van oordeel is dat de genoemde wegen beschik-
baar moeten zijn voor aan- en afvoer naar het centrum, maar dat de
gewenste intensiteit op deze verschillende wegen ook met de verdere
circulatiestruktuur van de gemeente nog nader moet kunnen worden be-
zien. Het is zijn fraktie opgevallen dat het college thans wel de
Van Merienlaan opnoemt als ontsluitingsweg - en terecht meent zij -
hoewel deze niet in een bestemmingsplan is opgenomen. Zij vraagtzich
af of hieruit een a contrario-redenering volgend, moet worden af-
geleid dat bijvoorbeeid de Bronsteeweg, de Vaikenburgerlaan en de
Provinciëniaan en de laatste in samenhang met de funktie van de Kerk-
laan, niet als zodanig door het coiiege worden beschouwd.
Wat betreft de verschillende aiternatieven zegt spreker dat zijnfrak-
tie begin 1975 en in maart 1976 duidelijk heeft aangegeven welke uit-
gangspunten zij wenste te hanteren bij de opstelling van een bestem-
mingsplan voor het centrum. Over die uitgangspunten bestond destijds
wel overeenstemming, alleen de voorkeurvolgorde van zijn fraktie was
duidelijk afwijkend van die van de rest van de raad. Haar voigorde
destijds was en blijft: 1. bescherming van de woonbuurten; 2. betere
wandelmogelijkheden door verbreding van de trottoirs, als een uiting
van het beginsel van een grotere gelijkberechtiging van de verschil-
lende verkeersdeelnemers; 3. handhaving van de bereikbaarheid van
het centrum per auto; 4. de handhaving van de parkeernorm 1 20; 5.
het zo dicht mogelijk bij de winkels parkeren. De meerderheid van de
raad meende echter dat de tweede prioriteit de vierde zou moeten zijn
en dat de bereikbaarheid per auto als tweede zou moeten staan. Mede
tcn gevolge daarvan nam een krappe meerderheid van de raad in maart
1976 een in de ogen van zijn fraktie onjuiste beslissing over de
struktuur van het centrum zelf. Zij betreurt dit gebrek aan visieen
durf van destijds. nog steeds.
Thans is in feite opnieuw aan de orde een diskussie over de konkrete
invulling van de gereleveerde uitgangsounten en de daaraan toegekende
prioriteit, maar nu betrekking hebbend op de om het eigenlijke centrum
gelegen woonwijken. Het gaat in feite om het nu in konkreto aangeven
wat verstaan wordt onder de bescherming van ,de woonbuurten.en dat punt
was door deze raad unaniem als belangrijkste te beschermen belang ge-
noemd
Sprekers fraktie zal na kennis genomen te hebben van de opvattingen