*vll
16 december 1977
373
De heer Jager zegt dat de afweging als projekt ook niet ten aan-
zien van de^gäTTekbestrijding is gebeurd.
De heer Van der Hal merkt op dat toen het beleidsplan nog niet op
deze manier werd behandeld. Een en ander betekent dat zijn fraktie
zich in de amendering van het C.D.A. kan vinden en dat in de commis-
sie ongetwijfeld nog vele malen op dit onderwerp zal worden terugge-
komen.
De heer Baar merkt op dat zijn fraktie de aanwijzing van een der-
gelijke adviseur niet afwijst. Zij staat er in beginseï zelfs posi-
tief tegenoverMaar met de heer Van der Wal meent zij dat een der-
gelijke aanwijzing budgettaire konsekwenties kan hebben. Zij is van
oordeel dat deze zaak, zij het op korte termijn, in overweging dient
te worden genomen. Het gaat haar te ver om daar thans een zeer stel-
lige uitspraak over te doen.
Wethouder Reeringh deelt mede dat de kieinst mogelijke minderheid
van het college deze motie ondersteunt. Het standpunt met betrekking
tot het amendement van de heer Baar is, dat de grootst mogelijke meer-
derheid dit ondersteunt. Het is inderdaad juist dat vanuit de fraktie
van de heer Jager de afgelopen periode is bepleit de bedrijfsreserves
voor de doelen aan te wenden die hij zojuist heeft aangegeven. Kenne-
lijk moet men daaruit afleiden dat dit standpunt in de voorafgaande
periode nog geen meerderheid in de raad heeft kunnen verkrijgen.
Spreker wijst er daarbij ook op dat de heer Jager bezwaar heeft dat
er nu weer onderzoek zal worden gepleega. Spreker merkt op dat er in
de afgelopen periode meer onderzocht is; deze raadsbehandeling geeft
er ook weer duidelijke voorbeelden van dat er onderzoeken zullen moe-
ten worden gepleegd. Uit die onderzoeken is vaak veel goeds voortge-
komen. Er is veel uitgevoerd en tot stand gekomen, juist omdat er de
tijd voor is uitgetrokken om de zaken op een rijtje te zetten met de
mensen die daarvoor de nodige deskundigheid hebben en die daarover ge-
raadpleegd behoren te worden. Het feit dat het amendement van de heer
Baar door de grootst mogelijke meerderheid van het college wordt ovei
genomenbetekent dat het college akkoord is met het op iokaal niveau
ondersteunen van landelijke akties en voorts dat de energiebesparings-
taak als zodanig ook bij de gemeente hoort te iiggen. Alleen het mia-
del dat de P.H.-motie aangeeft, vindt het college zo toegespitst, dat
het daar nog eens beraad over wil hebben. Dan kan spreker zich mea~ver-
enigen met de heerBaar, die konkreet een aantal middelen aangeeftdie
er duidelijk op wijzen dat de raad bepaalde ideeën heeft ten aanzien
van de realisering van de energiebesparingstaak. Hij zou zich kunnen
voorstellen, juist omdat het helemaal niet uitgeslcten hoeft te zijn
dat de consulent er komt en omdat hier toch ook anderszins het belang
wordt gediend dat de P.H.-fraktie voorstaat - het wordt alleen toege-
spitst op die ene bepaalde funktionaris - dat de P.H.-fraktie zich
alsnog akkoord zou kunnen verklaren. Het lijkt hem namelijk vanwegede
hele problematiek die speelt bijzonder nuttig en zinvol, als hier een
unanieme raadsuitspraak zou komen, want als dat niet gebeurt dan zou
het er op lijken dat er eigenlijk een divergentie in de meningsvorming
plaatsvindt en die heeft spreker niet kunnen bespeuren.
De heer Jager wijst er nogmaals op dat het hem niet zinvol lijkt
moties in to dienen waarvan de inhoud door het college in feite al is
toegezegd. De bedoeling van zijn fraktie is nu de richting aan te gever,
waarin het naar haar oordeel zou moeten gaan. Zij heeft de motiezodanig