26 januari 1978
11
Hoewel gezegd kan worden dat als regel het overleg tussen provincie
en gemeenten in ruim voidoende mate plaatsvindt, moet men nu jammer
genoeg konstateren dat G.S. ten aanzien van ds reorganisatie van de
drinkwatervoorziening niet de nodige bereidheid hebben getoond om de
belanghebbende gemeenten bij het totstandkomen van het reorganisatie-
plan intensief te betrekken. Terecht v;orden er dan ook in het raads-
voorstel over deze zaak behartenswaardige dingen gezegd en wordt er
gekonkludeerd dat van een werkelijk overleg nauwelijks sprake is ge-
weest. G.S. hebben niet alleen nauwelijks met de gemeenten overlegd,
ook over het overleg met de vakorganisaties kan men zijn twijfels'heb-
ben, want wat te denken van de zinsnede in het plan dat "de vakorga-
nisaties te zijner tijd mede intensief bij een mogeiijke ontwikkeling
worden beTrokken" ofwêl G.S. hebben niet alleen de gemeenten maar ook
de vakorganisaties niet bij de voorbereidingen van het plan betrokken.
Het wordt daarmede des te begrijpelijker dat nergens in het Dlan wordt
aangegeven wat de konkrete gevolgen van de voorgestelde reorganisatie
voor het personeel van de betrokken bedrijven zuilen zijn. Zullen er
personeelsleden op wachtgeld moeten worden gesteld? In welke mate zal
personeel moeten verhuizen? Aiiemaal essentiële maar volledig onbe-
antwoorde vragen. Kortom, vcor het personeei van de geraeenteiijke wa-
terleidingbedrijven is het reorganisatiepian één grote sprong in het
duister. Naar de mening van sprekers fraktie moet een reorganisatle-
plan gebaseerd zijn op een aiepgaand onderzoek naar de financiëie,
technische, personele en bestuurlijke aspekten van de huidige organi-
satiestruktuur van de drinkwatervoorziening. Met zo'n onderzoek kun-
nen de mogelijke kneipunten van de bestaande struktuur zichtbaar ge-
maakt worden. In het plan is echter niets van zo'n aanpak te ontdek-
ken. Overduidel ijk is gebieken dat er qeen struktuuror.derzoek heeft
plaatsgevonden en dat er niet op basis van een dergeiijk onderzoek is
gezocht naar wegen om de doeimatigheid te bevorderen.
Wat is er dan wel gebeurd? Het is duidelijk dat het nieuwe hoofdstuk
III van de Waterleidingwet is bestudeerd en dat men ook de moeite heeft
genomen on kennis te nemen van de memorie van toelichting op de wet en
de parlementaire behandeling van het wetsontwerp. Vervolgens hebben
G.S. een aantal wetsartikelen zodanig weten te interpreterendat het
goed in hun straatje paste. Kortom, een reorganisatieplan op basis van
juridisch acrobatenwerk! Niet iets, wat zijn fraktie zich van een re-
organisatieplan voorstelt. G.S. stelien dat produktie en distributie
van drinkwater door één en hetzeifde bedrijf ter hand dienen te worden
genomen. Het is achter niet voor niets dat de Waterleidingwet (art. 21.
1id 3, sub ade mogelijkheid openhoudt voor scheiding van deze funk-
ties. Het is immers zeer wel denkbaar, dat zal uit een struktuuronder-
zoek kunnen blijken, dat voor de winning en produktie van watër uit
oogpunt .van doelmatigheid geheel andere bedrijfsoptima gelden dan voor
de distributie van water. Het is in ieder geval nu al duidelijk datde
problemen van de drinkwatervoorziening, die men nu en in de komende
jaren zal noeten opiossen, liggen op het gebied van de winning en pro-
duktie en niet op het gebied van de distributie. Voor het winnen en
infiltreren van oppervlaktewater zullen grote kapitaaiwerken moeten
worden uitgevoerd, die slechts door grootschalige bedrijven kunnenwor-
den uitgevoerd. Ook het milieubeheer en in het bijzonder het grondwa-
terbeheer is in veiliger handen, indien winning en produktie niet ver-
snipperd, maar gekoncentreerd in een groot bedrijf plaatsvindt. En
tenslotte zal een kiein produktiebedrijf niet voldoende uitgerust zi jn
om van het vuile oppervlaktev/aterwaarvan men in de toekomst meer en