23 februari 1978
22
aan een paar jaar, waarin dan ook gewerkt zou moeten worden aan hetge-
leidelijk afbouwen van de degressie in de tarievenstruktuur.
In de commissie voor de gemeentefinanciën kon weinig enthousiasme opge-
bracht v/orden voor het degressief maken van het tarief. Juist omdatzijn
fraktie het in dit verband belangrijk vindt wat de intentie is van deze
hele zaak, zou zij graag ook van de andere frakties willen horen of zij
die degressie niet met enthousiasme begroeten. Spreker zou ook graeg
van het collegé willen horen hoe het, na kennisgenotnen te hebben vande
beraadslagingen in de commissie, over deze zaak denkt.
De heer Van der Wai vraagt of de heer Van Amerongen een konkreet voor-
stel doet of dat hij het alleen als suggestie aangeeft.
De heer Van Amerongen gelooft dat het al voldoende is als men het eens
is over de "intentie om dit tarief degressief te maken en als allen de-
zelfde intentie hebben betekent dat ook dat de raad wil dat het tarief
tijdelijk degressief wordt.
De heer Van der Wai vraagt of de heer Van Amerongen dat aileen voor
wasserijen ïïedoelt of-voor alle grootverbruikers.
De heer Van Amerongen had die uitzondering graag gemaakt, maar heeft
in de commissie voor de gemeentefinanciën begrepen dat dit niet tot de
mogelijkheden behoort, omdat hier sprake is van een belastingverordening
en dan kan men zo'n uitzondering niet maken.
'iethouder Reeringh merkt on dat in de commissie genuanceerd werd ge-
dacht over dit voorstel. Aan de ene kant was er begrip voor maar aan de
andere kant werd er ook wat fronsend tegenaan gekeken. Er is uitvoerig
gesproken over de kwestie van het stellen van "kriteria. Als men er een
aantal grootverbruikers zou willen uithalen, dan zou men zich kunnen af-
vragen of dat dan wel een benadering is die past in het kader van een
dergelijke verordening. Dat is een formeel juiste vraag die men dan zou
noeten stellen, die ontkennend beantwoord zou moeten worden. Voorts
spreekt ook al direkt in praktische zin aan dat dit een moeilijk haalba-
re kaart zou zijn, omdat men dan natuuriijk in feite een arbitrair kri-
terium zou invoeren om zich op te baseren. Het gaat hier riaar sprekers
oordeel om een retributie, het is een vergoeding voor bewezen diensten.
Bij het college heeft in feite de billijkheidsoverweging voorgestaan.
Tegen het standpunt van de heer Van Amerongen dat de kapitaailasten zou-
den voortvloeien uit investeringen die in het verleden zijn gedaan om
een bepaalde rioolkapaciteit te creëren en dat die kapaciteit geachf
moet ivorden ook het belang van een aantal grootverbruikers in zich be-
lichaand te hebben, zou men wat genuanceerd kunnen kijken. Bij het col-
lege heeft voorgestaan dat of er nu veel of weinig water door dat riool
verdwijnt, de kapitaallasten in feite dezelfde zijn of blijven. Ten aan-
zien van een aantal instellingen die veel water gebruiken, zou het rede-
lijk kunnen zijn het tarief in degressieve zin te gaan ombuigen. Spreker
kan zich voorstellen dat verschillende raadsleden vinden dat in een be-
paalde filosofie de ene instelling neer in aanmerking kan komen vocr een
degressief tarief dan de andere, waarbij de heer Van Amerongen zegt dat
hen de wasserijen aanspreken. Bij de stukken is ook het argument geroemd
dat voor een wasserij water nu eenmaal de grondstot is; dat is eiger.lijk
een uniek punt, dat is bij geen enkel ander bedrijf het geval. Spreker
meent dat men in de diskussie in de commissie tot een communis opinio was
gekomen in die zin, dat een kronkellijn met betrekking tot het leggen
van kriteria in de verordening niet mogelijk is en ook niet gewenst is,