4e afd.
30 maart 1978
39
gemeenten bij de aanschaf beiang heeft.
sub 12: het aanschaffen en het beheren van apparatuur, materialen en
blusstoffen voorzover deze bestemd zijn voor gezamenlijk ge-
bruik.
Aan deze kosten zijn twee aspekten verbonden: het aanschaffen
en beschikbaar houden van materieel voor algemeen gebruik be-
hoort tot de algemene kosten; de kosten van het feitelijk ge-
bruik van het beschikbaar gehouden materieel (verbruik van bius-
middelen, schade etc.) behoren tot de specifieke kosten.
sub 13: het coördineren van het onderhoud van het materieel.
Aangezien het hier niet betreft het onderhoud zeif, maar het
coordineren daarvan, moeten deze kosten worden beschouwd als
algemeen.
sub 14: het bevorderen van de standaardisatie van materieel, apparatuur,
materialen en uitrusting.
Voorzover hieraan kosten zijn verbonden, dienen deze als alge-
mene te worden beschouwd.
sub 15: het bevorderen van een doelmatige bluswatervoorziening.
Aangezien het hier niet betreft de bluswatervoorzieninn zel fmaar
het registreren er. normaliseren van de voorzieningen, waarbij
het accent ligt op de doelmatigheid, dienen deze kosten te wor-
den beschouwd als algemeen.
sub 15: het bevorderen van het instellen en instandhouden van doelmatige
bedrijfsbrandweren.
Gezien de verschiilen, die in de deelnemende gemeenten op dit
punt bestaan, moeten deze kosten worden gerekend tot de speci-
fieke.
A1s sluitstuk van de verdelingsregeling, die immers geen aanleiding mag
geven tot het ongedekt laten van enigerlei kosten, worden alle kosten
van de regionale brandweer, die niet op grond van het bovenstaande of op
gror.d van een besluit van het algemeen bestuur als specifiek kunnen wor-
den gedeclareerd, beschouwd als algemene kcsten.
Artikel 17, lid 4.
Teneinde te voorkotnen, dat de uitgavert voor ae Regionale Brandweer door
een meer dan trendmatige stijging de eigen prioriteitenstelling van de
deelnemende gemeenten zou doorkruisen, is in dit artikellid een "maxi-
maliseringsregeling" opgenomen. Tot een (dergelijke) reële stijging van
de begrote uitgaven kan slechts worden besloten, indien de delegaties
van elk van de deelnemende gemeenten in meerderheid daarvôör stemmen.
Begrotingswijzigingen, die geen reële stijging tengevolge hebben, zijn
vanzelfsprekend van deze verzwaarde eisen vrijgesteld. Overwogen is
- teneinae blokkering van ontwikkelingen door slechts één deeïnemer te
voorkcmen - de regeling te versoepeien in die zin, dat niet unanimiteit
van deelnemers, doch "slechts" een gekwalificeerde meerderheid tot
reële verhoging zou kunnen besluiten. Doch zelfs bij een meerderheid
van drie-vierden van het aantal deelnemers zou elk van de deelnemende
gemeenten, inklusief de grootste, tot ongewenste uitgavan kunnen worden
- 22 -
7