30 maart 1978
43
grondvlak van de gemeente om tot een regionale brandweer te konen, de
kans zag de rampenbestrijdingde brandbestrijding en hulpverlening
in technische zin op efficiënte en moderne wijze verantv/oord te doen
geschieden, met een herkenbare Mederlandse brandweerstruktuurdie ge-
grondvest is op de zelfstandigheid van de plaatseiijke korpsen, met
daarin een belangrijke niet weg te denken plaats van de vrijwillige
brandweer. Hen spreekt in Nedorland non altijd over een 3000 beroeps-_
brandweerlieden en ongeveer 23.000 vrijwilligers. Men hoeft geen enkei
voorstellingsvermogen bij zich zelf op te roepen om zich te realiseren
wat er van dit "gebouw" zou overblijven als het belangrijke fundament
van die vrijwillige brandweer daaruit zou worden losgemaakt.
Juist de regionaiisatie is door de minister aangegrepen en door ver-^
schillende adviescolleges brandweer en door brandv/eerverenigingen ook
onderstreept, ook zoals zij verenigd zijn in de Amstelveengroep als ge-
spreksgroep van alle brandweerorganisaties die zich bezighouden metde
bezinning op de taak van de brandweer, ook als kern van de hulpverle-
ning - die kernpositie heeft de brändweer officieel in de nota en be-
vestigd in de Interimregeling Rijksbijdragenmogen ervaren - om die
herkenbare struktuur te behouden. De regionalisatie betekent niet een
bedreiging van de zelfstandigheid van de vrijwillige korpsen, dieblij-
ven herkenbaar en spreker vindt dat uitermate belangrijk. De minister
heeft het ook zo verwoord, dat de vrijwilligers om meer dan een reden
niet zijn weg te denken vanwege hun positie, maar eenvoudig ook niet
gemist kunnen worden, ook niet in de moderne tijd. Die vrijwilliger
voelt zich in belangrijke mate juist in het gemeentelijk vlak aange-
sproken in zijn behoefte om zich in te zetten op dat terrein van brand-
weer en hulpverlening voor de naaste, die in nood en wiens goederen in
gevaar kunnen zijn. Die relatie met allereerst lokale gemeentebegren-
zing kan men niet straffeloos losmaken. De regionalisatie houdt daar
rekening mee, maar bovendien is het een uitdaging, uitdrukkelijk totde
vrijwillige brandweer gericht. Aan de andere kant is net ook een taak
voor de overheden op de verschillende niveau's en zeker ook op het ge-
meentelijk niveau, erop toe te zien dat de opleiaing en de inspanning
van de vrijwilliger om zich te bt<war.en op een wijze die de toets van
de jnoderne eisen kan doorstaan, hem ook volstrekt vergeli jkbaar doet
blijven zijn met zijn professionele collega, met wie nij in verschil-
lende korpsen ook samen werkt, zoals Haarlem daar een voorbeeld van
is. Heemstede heeft - in een bepaalde schaal - naast de vrijwillige
de professionele brandweer, die twee medewerkerseen comraandant en
een hoofdbrandwacht, omvat. De vrijwillige brandweerman zal in mencali-
teit in de toekomst niet behoeven te veranderen, hij behoudt diezelfde
verantwoordelijkheidhetzelfde appêl wordt op hem gedaan, maar het-
zelfde appêl met alles wat daarbij hoort. De zware eisen die reeds nu
aan de opleiding worden gesteld, zullen er in de toekomst niet lichter
op worden. De verantwoordelijkheid van het rijk en voorshands van ge-
meente en mogelijk in ae toekomst van provincie zal zijn, dat ook het
opleidinqsinstrumentariun bij de tijds zal moeten zijn. In de brand-
weerwereld hoort men nog wel eens dat men een instituut als de politie-
opleiding, wat betreft instellingen van mogelijkheden - met name de
politieakademie - nog altijd mist. Er is een stichting in Nederlanddie
al vanaf 1960 bezig is om met het rijk een dergelijke akademie van de
grond te tillen. Met andere v/oorden: er is ook zijnerzijds een sterk
geloof en vertrouwen dat de herkenbaarheid van de brandweer blijft en
dat ook de zelfstandigheid van de korpsen in deze regionale opzet, juist
door deze opzet, gehandhaafd kan blijven.