2e afd.
27 april 1978
57
zonder toepassing van lid 1 zou eindigen, invalide is.
3. Met inachtneming van het gestelde in artikel 6, onder b, wordt
de uitkering voortgezet zolang de gewezen wethouder, als bedoeld
in lid 2, invalide blijft.
4. Invalide in de zin van de leden 2 en 3 is hij, die blijkens een
schriftelijke verklaring van een of meer door burgemeester en
wethouders aangewezen geneeskundigen voor 50 percent of meer al-
gemeen invalide is. Algemeen invalide is hij die tengevolge van
ziekten of gebreken geheel of gedeeitelijk buiten staat is om
met arbeid, die voor zijn krachten en bekwaamheid is berekend en
die met het oog op zijn opleiding hem in billijkheid kan worden
opgedragen, ter plaatse waar hij arbeid verricht of het laatst
verricht heeft of op een naburige soortgelijke plaats, te ver-
dienen, hetgeen iichamelijk en geestelijk gezonde personen van
dezelfde soort en van soortgeiijke opieiding op zodanige plaats
met arbeid gewoonlijk verdienen.
5. De in de leden 2 en 3 bedoelde voortzetting van de uitkering
wordt gestaakt indien en zolang de gewezen wethouder niet vol-
doet aan een uitnodiging van burgemeester en wethouders zich te
onderwerpen aan een onderzoek door een of meer door hen aangewe-
zen geneeskundigen ter beantwoording van de vraag of er nog spra-
ke is van 50 percent of meer aigemene invaliditeit, als bedoeld
in 1id 4.
III Artikel 3 wordt gelezen als volgt:
1. De uitkering bedraagt gedurende het eerste jaar 80 ten honderd,
gedurende het tweede jaar 70 ten honderd en vervolgens 60 ten hon-
derd van de laatstelijk als wethouder genoten wedde.
2. In afwijking van het vorige lid is het bedrag van de uitkering,
bedoeid in artikel 2, lid 1, laatste volzin, gelijk aan het bedrag
van het pensioen, waarop de belanghebbende reclit zou hebben, in-
dien hij als wethouder zou zijn gepensioneerd met ingang van de
dag van zijn aftreden met dien verstaride, dat het bedrag van de
uitkering ten hoogste 60 ten honderd van de v;edde, bedoeld in het
vorige lid, bedraagt.
3. De raad kan bepalen, dat het bedrag var. de uitkering, bedoeld in
het vorige lid, indien dit minder bedraagt dan 60 ten honderd van
de wedde, bedoeld in lid 1, voor een bepaalde termijn, die kan
worden verlengd, tot dat percentage wordt verhoogd.
4. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder laatstelijk geno-
ten wedde verstaan de wedde en eventuele kindertoelage, waarop
de belanghebbende op de dag voorafgaande aan de dag, waarop hij
heeft opgehouden wethouder te zijn, aanspraak had of bij waarne-
ming van zijn ambt zou hebben gehad.
5. Indien iri de wedde of kindertoelage, bedoeld in het vorige lid,
wijziging zou zijn gekomen, wanneer de belanghebbende wethouder
zou zijn gebleven, zal van de dag van inwerkingtreding van die
wijziging af het aldus gewijzigde bedrag als laatstelijk geno-
ten wedde gelden. Onder wijziging wordt in dit verband niet ver-
staan een wijziging van de wedde tengevolge van overgang van de
gc-meente naar een hogere weddeklasse. .4.