2e afd.
27 april 1979
57
XVIII Na artikel 70 wordt een nieuw artikel ingevoeqd, luidende:
flrtikel 70a
Indien krachtens artikel U 31a van de Algemene burqerlijke pen-
sioenwet of een in strekking met dat artikel ovepeenkonende be-
paling in andere pensioenwetten recht op pensioen bestaat en vôôr
1 januari 1966 ter zake van een eerder huwelijk reeds recht op
pensioen bestond krachtens de door de raad op grond van de wet
van 1 augustus 1956 (Stbl. 455) vastgestelde verordeninq, wordt
laatstbedoeld pensioen met ingang van de dag, waarop eerstbedoeld
pensioen ingaat, nader vastgesteld met overeenkomstige toepas-
sing van artikel 23 en artikel 25, lid 2 en is voorts artikel 34,
lid 1, van toepassinq.
XIX In artikel 71 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a. Lid 1 wordt gelezen als volgt:
1. Op verzoek wordt weduwenpensioen of wezenpensioen toegekend
aan de weduwe, die vöôr 1 januari 1966 niet dan wel op even-
genoemde datum niet meer was hertrouwd, onderscheidenlijk
aan de kinderen, die recht op weduwenpensioen of wezenpen-
sioen hadden gehad, indien artikel 16 had gegolden op het
tijdstip van overlijden waaraan zij zodanig recht konden
ontlenen.
b. Een nieuw tweede, derde en vierde lid worden ingevoegd, iui-
dende:
2. Indien vöör 1 januari 1966 ter zake van een ander huwelijk
reeds recht op pensioen bestond krachtens de door de raad
op grond van de wet van 1 augustus 1956 (Stbl. 455) vastge-
stelde verordening, worat het pensioen, waarop ter zake van
het eerdere huwelijk krachtens evengenoende verordening
recht bestond dan wel krachtens het vorige iid recht bestaat,
met ingang van de dag, waarop het krachtens het voriae lid
toe te kennen pensioen ingaat, nader vastgesteld dan wel
vastgesteld met overeenkomstige toepassing van artikel 23
en 25, lid 2 en is voorts artikel 34, lid 1, van toepassing.
3. Het vorige lid is van overeenkomstige toepassina, indien
terzake van een ander huwelijk vôôr 1 januari 1966 reeds
recht op pensioen bestond krachtens een andere regeling dan
bedoeld in artikel 43a van de wet van 1 augustus 1956 (Stbl.
455) dan wel recht op pensioen bestaat krachtens een in
strekking met lid 1 overeenkomende bepaling in andere pen-
sioenwetten.
4. Toekenning van pensioen krachtens lid 1 vindt niet piaats,
indien toepassing van lid 2 of van lid 3 zou leiden tot een
gezamenlijk bedrag aan pensioen dat lager is dan het bedrag
van het pensioen, waarop reeds recht bestond.
c. Het bestaande tweede en derde Tid worden vernummerd tot vijfde
en zesde lid.
d. Het vijfde lid (nieuw) vervalt en het zesde lid wordt vernum-
merd tot vijfde lid.