1
1
4e afd.
18 rnei 1973
60
1
i
maken, indi'en op grond van een definitieve uitneting of in ver-
band mët de verkaveling en/of situering blijkt, dat aanpassing
van het plan redelijk, gewenst of noodzakelijk is en de afwijking
van zo ondergeschikte aard blijft, dat de structuur van het plan
en de belangen van derden niet worden geschaad,
1et betrekking tot gronden net een bestemming in welker omschrijving
bepaalde waarden worden genoemd, mag vrijstelling niet worden ver-
leend, indien vaststaat of met reden is te vrezen dat door het ver-
lenen van de vrijstelling de desbetreffende waarden worden of kunnen
worden geschaad, tenzij door het stellen van voorwaarden of anders-
zms zodanige schade kan worden voorkomen.
3. Alvorens omtrent het verlenen van vrijstelling te beslissen, winnen
burgemeester en wethouders, waar het de in artikel 7 bedoelde gronden
betreft, schriftelijk advies in bij een door Gedeputeerde Staten aan
te wijzen instantie deskundig op het gebied van de landschapsbescher-
mtng en horen zij de Raadscommissie voor de Volkshuisvesting, de Ruim-
tehjke Ordening en de Recreatie.
4. Alvorens omtrent het verlenen van vrijstelling te beslissen, winnen
burgemeester en wetnouders, waar het de in artikel 14 bedoelde gron-
den betreft, schriftelijk advies in bij een door Gedeputeerde Staten
aan te wijzen instantie deskundig op het gebied van de natuurbescher-
imng en horen zij de Raadscommissie voor de Volkshuisvesting, de Ruim-
tehjke Ordening en de Recreatie.
5. Vrijstel1ing in afwijking van het oordeel van de betrokken adviesin-
stantie wordt slechts verleend, indien vooraf van Gedeputeerde Staten
as verkiaring is ontvangen, dat zij daartegen geen bezwaar hebben.
Burgeneester en wethouders brengen bij afwijkend oordeel het advies
schriftelijk ter kennis van Gedeputeerde Staten.
6. Voor het overige wordt een besluit tot vrijstelling als bedoeid inlid
i onder d nietgenomen, dan nadat de Raadscommissie voor de Volkshuis-
vesnng, de Ruimteiijke Ordenirg en de Recreatie is gehoord en dan na-
dat belanghebbenden in de gelegenheid zijn gesteld daartegen schrifte-
njk bezwaren in te dienen. Indien bezwaren zijn ingediend, wordt geen
vrijstehing verleend dan nadat van Gedeputeerde Staten de verklaring
1 s^.ont;var!geiidat zij daartegen geen bezwaar hebben. Burgemeester en
wethouders brengen de bezwaren van beianghebbenden schriftelijk ter
kennis van Gedeputeerde Staten.
Arti ke1 3 Overschrijdina bebouwi ngsgrenzen
1. Bebouwingsgrenzen mogen uitsluitend worden overschreden door:
a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden er, funderingen;
b. bouvvdelen ais olinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor
hemelwatergevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en
scnoorstenen, indien de overschrijding niet meer dan 12 cmbedraagt;
cSsvel- en kroonlijsten en overstekende daken, waarbij de overschrij-
ding met meer dan 50 cm bedraagt;
d. qoten en ondergrondse afvoerleidingen en inrichtingen voor de ver-
zameling van water en rioolstoffen;
e. hijsinrichtingen welke de bebouwingsgrens met niet meer dan l.OOm
r
i vn n r. rt /\t r U J J