4e afd.
13 mei 1978
50
a. de hoogte van agrarische bedrijfsgebouwen, niet zijnde opstal-
len van glas of ander doorzichtig materiaal hoger dan 1.00 m,
niet meer dan 9.00 m mag bedragen;
b. de hoogte van de in lid 13 onder d bedoelde, met de bestemming
verband houdende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer
dan 12.00 m mag bedragen.
21. Alvorens omtrent het verlenen van vrijstelling als bedoeld in lid
20 te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk ad-
vies in bij de landinrichtingsadviseur en horen zij de Raadscommis-
sie voor de Volkshuisvestinq, de Ruimtelijke Ordening en de Recre-
atie.
22. De inhoud van een agrarische bedrijfswoning bedraagt ten minste 225
m3 en ten hoogste 750 m3.
23. De onder1inge afstand tussen een agrarische bedrijfswoning en een
agrarisch bedrijfsgebouw bedraagt aan drie zijden van de acrarische
bedrijfswoning ten minste 5.00 m.
24. Over de breedte van de voorgevel van een agrarische bedrijfsv/oning,
vermeerderd met 5.00 m gemeten vanuit iedere zijgevelmogen geen
agrariscne bedrijfsgebouv;en, opstallen van glas of ander doorzicntig
materiaal hoger dan 1.00 m daaronder begrepen, worden geböüwd tussen
(het verlengde van) de voorgevel van die agrarische bedrijfswoning
en de weg.
25. De afstand van de gebouwen, met uitzondering van oostallen van glas
of ander doorzichtig materiaal hoger dan 1.00 m tot een erfscheidirig,
voorzover die niet sanenvalt met een waterlooD, bedraagt ten mins;e:
a. voor gebouwen met een hoogte van 3.00 m of'minder: 2.50 m;
b. voor overige gebouwen: 2.50 m vermeerderd met het aantal meters
waarmee zij een hoogtemaat van 3.00 m overschrijden tot een maxi-
mum van 6.50 m.
26. De afstand van opstallen van glas of ander doorzichtig materiaal ho-
ger dan 1.00 m tot een erfscheiding, voorzover die niet samenvaltmet
egn waterloop, bedraagt ten minste 1.50 m.
27. De afstand van gebouwen, met uitzondering van opstallen van glas of
ander doorzichtig materiaal hoger dan 1.00 m, tot de boveninsteek van
een waterloop bedraagt ten minste 2.50 m, behoudens voorrang vanuit
een waterschapskeur blijkende andere maten.
23. De ufscand van opstallen van glas of ander doorzichtig materiaal ho-
ger dan 1.00 m tot de boveninsteek van een waterioop bedraagt ten
minste 1.00 m, behoudens voorrang vanuit een waterschapskeur blijken-
de andere maten.
29. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van
het bepaalde in de leden 25 tot en net 28 indien zulks voor een doel-
matige agrarische bedrijfsvoering noodzakelijk is, met dien verstande
dat de voorgeschreven afstanden tot ten hoogste de helft mogen worden
vermi nderd
30. Alvorens omtrent het verlenen van vrijstelling als bedoeld in lid 29
te besüssen, winnen burgeneester en wethouders schriftelijk advies
in bij de landinrichtingsadviseur en horen zij de Raadsccnnissie voor
de Volkshuisvesting, de Ruimtelijke Ordening en de Recreatie.
- 23 -