4e afd.
18 mei 1978
50
stemmingsplan, bladzijde 3, tvreede alinea.
De strekking van deze opnerking ontgaat ons. 0p grond van het bepaalde
in artikel 12 lid 3 onder f, g en h (oud) is reeds een aanlegvergunning
vereist voor:
1. het aanbrengen of aanieggen van oeverbeschoeiingen of kaden;
2. het vellen, rooien of verwijderen van de op deze gronden aanwezige
houtgewassen en andere begroeiing anders dan bij wijze van verzorging
van deze houtgewassen en andere begroeiing;
3. het beplanten met houtige gewassen van gronden die ten tijde van het
van kracht worden van dit plan niet als met bedoelde gewassen beplante
gronden konden worden aangemerkt.
In lid 4 (oud) van artikei 12 (oud) is het toelaatbaarheidscriterium aan-
gegeven voor de aanieg c.q. uitvoering van de in lid 3 (oud) opgesomde
werken en werkzaamheden.
In verband met het bepaalde in sub c is deze alinea overbod':g.
Een b.'htarsplan, bedoeld in de Natuurbeschermingswet, heeft uitsiuitend
het behoud of herstel van het natuurschoon of van de natuurwetenschap-
pelijke betekenis van gebied ten doel
Aangezien een dergelijk plan niet valt onder de sub c genoemde andere
wettelijke regeiingen, waarbij belangen van de ruimteiijke ordening (me-
de) in overweging genomen moeten worden, is het beheersplan als een af-
zonderlijke categorie onder d genoemd.
- Artikel 17, iid 2d (oud)
In verband met de toevoeging van de begripsbepaling inzake onderko-
mens kunnen de woorden "caravans", "tenten" en "andere" vervailen.
De bedoelde woorden zijn vervalien.
- Artikel 17, lid 3 (oud)
Hieraan ware aan het eind toe te voegen met dien verstande dat voor
de gronden genoemd in artikel 12 (oud) nog geldt, dat geen vrijstelling
wordt verleend, dan nadat van fiedeputeerde Staten een verklaring van
geen bezwaar is ontvangen, dat zij tegen het verlenen van de vrijstel-
ling geen bezwaar hebben.
Deze suggestie is opgevolgd.
Gezien het gestelde onder 3 zou naar mijn mening het artikel 1, lid 6,
sub d niet in de voorschriften behoeven te worden opgencmen.
Verwezen wordt naar de toelichting hieromtrent op pagina 14.
2. Eerstaanwezend-ingenieur der Genie.
Bij brief d.d. 30 september 1976 is door de Eerstaanwezend-ingenieur
der Genie medegedeeld dat het ontwerp-bestemmingsplan - van defensie-
v;ege bezien - geen aanleiding heeft gegeven tot het maken van opmerkir,-
gen.
3. Rijksconsulent voor HandelAmbacht en Diensten in de nrovincie Noord-
Holland.
Door de Rijksconsulent voor HandelAmbacht en Diensten in deprovincie
- 45 -
- Artikel 12, lid 6d (oud)