4e afd.
18 mei 1978
60
7. Hoofdinqenieur-directeur van de Rijkswaterstaat, directie Noord-Hol-
land
De Hoofdinqenieur-directeur van de Rijkswaterstaat, directie Noord-
Holland heeft bij briéf d.d. 6 oktober 1976 medegedeeld dat het ont-
werp-bestemmingsplan geen aanleiding heeft gegeven tot het maken van
opmerkingen.
8. N.V. Nederlandse Gasunie.
Namens de N.V. Nederlandse Gasunie is bij brief d.d. 11 oktober 1976
bericht dat er bij het ontwerp-bestemningsplan geen belangen van de-
ze naatschappij zijn betrokken.
9. Hoofdingenieur-Directeur voor de Landinrichting in de provincie Noord-
Holland'.
Door de Hoofdingenieur-Directeur voor de Landinrichting ir, de provin-
cie Noord-Holland is bij brief d.d. 2 november 1976 bericht dat het
ontwerp-bestemmingsplan geen reden heeft gegeven tot het maken van
opmerkingen.
10Mi_nisterie voor Landbouw en Visserij, consulentschap voor de .ui ,bouw
Aal i lei r-Amsterdam.
De adjunct-consulent voor de tuinbouw heeft bij briëf d.d. 12 oktober
1976 medegedeeld geen bezwaren te hebben tegen het ontwerp-bestem-
mingsplan.
11.LandbouwschapGewestelijke Raad voor Noord-Holland.
De secretaris van het Landbouwschap, Gewestelijke Raad vcor Noord-
Holland heeft namens deze bij brief d.d. 21 oktober 1976 enige opmer-
kingen gemaakt, die hieronder zullen worden weergegeven en beantwoord.
1. De uitbreiding der kassenbouwmogelijkheden voor de verschilende^
bedrijven is naar onze mening te gering. In het Koninklijk Besluit
nr. 47 van 19 septeraber 1974'inzake het Algemeen Bestemmingsplan
van de gemeente Uitgeest heeft de Kroon uitgesproken dat voor be-
^staande, duurzaam voor intensieve tuinbouw ingerichte bedrijven
de mogelijkheid dient te bestaan het kassenbestand uit te breiden
tot 2 ha, ongeacht of deze bedrijven reeds over staand qlas be-
schikken. Deze oppervlakte wordt door vrijwel geen van de bedrij-
ven behaald.
Een afweginq van landschappelijke en agrarische belangen heeft tot
de in het plan opgenomen oppervlakte kassen c.q. uitbreidingsmoge-
lijkheden van kassen geleid. Voor het overige wordt verwezen naar
hetgeen hierover in de toelichting wordt vermeld.
2. Op bladzijde 6 van de toelichting wordt voorts nog gestela dat een
gedeelte van de op een bedrijf aanwezige kassen wellicht fasege-
wijs kan worden verplaatst. Indien niet v/ordt aangegeven of het
geld voor een dergelijke verplaatsing beschikbaar is,.dan lijkt
ons een dergelijke opmerking niet reëelVoorts is het zeer on-
praktiscn om een klein gedeelte van een bedrijf af te splitsen.
De toelichting is op dit punt aangepast.
3. Van enkele agrarische bedrijven valt een gedeelte van de gebouwen
in de bestemming Agrarische doeleinden Ar (rooiIijnstrook zonder
gebouwen). Wij zijn van oordeel dat deze overschrijdingen cnder
- 47 -