4e afd.
18 mei 1978
dat een fjedeelte van de agrarische bebouwing langs de Herenv;eg even -
eens niet gehandhaafd is in het bestemmingsplan. De commissie is van
mening dat de wcningen aan de Herenweg 2033 en 2035 qua karakter en
gebruik (pannekoekenhuisje) volledig passen in de recreatieve route.
Het bestaande profiel van de Herenweg is bovendien wel zo breed dat
ook fietsers en wandeiaars hiervan gebruik kunnen maken. Het argument
tot noodzakeiijke afbraak ontgaat de commissie.
x) Nader overleg met de Rijkswaterstaat heeft geleid tot de aanpassing
van het tracé zodat beide karakteristieke panden gehandhaafd kunnen
worden. Het door het Landbouwschap bedoelde gedeelte van de agrarische
bebouwing langs de Herenweg heeft uit stedebouwkundige overwegingen
de bestemming A(r) gekregen. (zie blz. 11 van de toeiichting)
6. De opgenomen bestemming Voikstuinen acht de commissie ter plaatse aan-
vaardbaar. Wei betreurt zij dat de gemeente geen invloed heeft op de
uitgifte van deze terreintjes en dat derhalve geen zekerheid bestaat
dat deze terreintjes ten goede komen aan de grcep die hieraan demeeste
behoefte heeft. Zij acht de oprichting van kassen op het volkstuinencom-
plex niet raadzaam, zulks gelet op de verstoring van het uitzicht van
de bewoners van de woningen aan de Schielaan. Plat gias is haarsinziens
wel toelaatbaar.
x) De oprichting van kassen op het volkstuinencomplex is in de voorschrif-
ten uitqesloter.. Plat glas is wel toegestaan.
7. De commissie is van mening dat het vereiste van een aanlegvergunning
(zoals door de directeur van de Provinciale Planologische Dienst is be-
doeid) voor alle in artikel 13 lid 3 genoemde werken of werkzaamheden
gebonden dient te zijn aan de goedkeuring van Gedeputeerde Staten.
In artikel 13 lid 4 is bepaald, dat dit slechts geTdt voor de werken
genoend onder lid 3 a tot en met e.
x) Daar door de commissie niet wohdt aangegeven welke belangen van boven-
gemeentelijke aard het noodzakelijk maken dat aanlegvergunningen
sTechts kur.nen worden verleend na ontvangst van een verklaring van
geen bezwaar van Gedeputeerde Staten en ook overigens de wenselijkheid
daarvan niet wordt ingezien, is aan het verzoek van de commissie niet
voldaan.
Behocrt bij raadsbesluit van 18 mei 1978,
nr. 60.
De secretaris,
De voorzitter,