30 november 1978
290
is dus waardige manier verwerkt.
Nu overgaande naar een heel ander vlak laat ik een woord vallen dat ve-
len, om uiteenlopende redenen, onaangenaam in de oren klinkt, maar dat
je niettemin overal en uit ieders nond hoort: thuis en onderweg in trein,
tram of bus, op straat en in vergaderzalen; je wordt er dagelijks mee ge-
konfronteerd via krant, radio en televisie: Bestek 31. Dat is dan het
door iedereen gekende trefwoord voor wat officieel heet: Hoofdlijnen van
het financiële en sociaal-economische beleid voor de middellange termijn,
als boekwerk uitgegeven in Den Haag, onder verantwoordelijkheid van de
huidige regering, 30 juni 1978.
Of het nu voor de komende jaren een al dan niet gewijzigd Bestek 81
wordt of zelfs een plan dat een andere naam draagt, de geleerden van al-
lerlei politieke kleur zijn het er over eens dat de toestand van de Ne-
derlandse economie op het ogenblik en voor de middellange termijn een
somber en zorgelijk beeld geeft. Het merkwaardige daarbij is dat bijna
alles nog steeds toeneemt: de loonsom per werknemer, maar ook het prijs-
peil particuliere consumptie, het volume van de particuliere consumptie,
volume goederenuitvoerproductievolume bedrijven, volumen bedrijfsin-
vesteringen. Waar het om gaat is een ombuigen, een terugdringen van een
stijging die niet langer verantwoord is. Het lijkt mij als economische
leek gewoon de oude volkswijsheid dat de bomen niet groeien tot de he-
melEn als er een ombuiging, d.w.z. mindere groei noet zijn, is het
duidelijk dat ook de gemeenten niet bij voorbaat buiten schot kunnen
blijven. Ook de gemeenteraden zullen dus in dit opzicht hun medever-
antwoordelijkheid moeten erkennen.
De gemeenten kunnen echter wel eisen dat de lasten van de geringere
groei evenredig en evenwichtig verdeeld worden.
En daarbij mag best gewezen worden op al lang bestaande knelpunten als
b.v. de onderwijstekorten. Dat de gemeenten zelf meebetalen aan het on-
derwijs als ze daartoe de middelen hebben, lijkt mij niet onredelijk,
maar de lasten die wat dat betreft voor rekening van de gemeenten wor-
den gelaten, zijn naar ieders overtuiging al vele jaren te groot.
Ik ben in mijn betoog al weer terug bij de gemeenten en dus kan ik nu
verder gaan met Heemsteedse toestanden, te weten de begroting. Ter le-
ring van de nieuwe raad, neem ik aan en mede als herhalingsoefening
voor de veteranen onder ons, heeft het college in de aanbiedingsbrief
bij de begroting een leerzaam en overzichtelijk college gegeven wat
een gemeentebegroting nu eigenlijk is en inhoudt. De begroting, zo le-
zen we, is het huishoudboekje van de gemeente. Dat is klare taal die
huismoeders en vele anderen onder ons verstaan. In dat huishoudboekje
staan de inkomsten en uitgaven die voor het komende jaar worden geraamd.
Je krijgt daardoor inzicht in de financiële toestand van de gemeente.
En burgemeester en wethouders en met hen de ambtenaren, weten waar ze
aan toe zijn: ze moeten de uitgaven voor de gemeente doen binnen de ge-
raamde uitgaafposten. Voor de raad is echter vooral interessant een
funktie die de begroting ook heeft: het aangeven van de ruimte die de
gemeente heeft om een eigen beleid, zo nodig ook nieuw beleid te voeren.
Ik kom daar straks op terug, met nane als het gaat om nieuwe projekten
die v/e willen ondernemen. Ik wil wel zeggen dat ik de openbare les van
het college over de begroting zeer nuttig vind. Het is een leesbaar
stuk dat ik ter lezing aanbeveel aan de Heemsteedse burgers die met be-
langstelling de openbare zaak willen volgen, maar voor wie de eigenlij-
ke begrotingsboeken te .dik en te droog zijn. Ik zie deze wijze van in-
formatieverschaffing als een nuttig vooruitlopen op een belangrijke
taak die straks onz'e nieuwe voorlichtings- en contactfunktionaris
krijgt: wat er aan bestuur en beleid in de gemeente zich afspeelt, dui-