312
gegeven en dat is het feit dat de V.N.G. zich tot de regering heeft
gewend en dat juist die vereniging met betrekking tot Bestek 81 heeft
gesteld dat de gemeenten onevenredig zwaar worden getroffen, met de
nadruk dus op het woord "onevenredig". Spreker gelooft dat het goed is
deze beide zaken als een vast gegeven te beschouwen. Wel zou het col-
lege het bepaaid toejuichen als de gemeentelijke armsiag minder rigou-
reus zou worden beperkt als in het voornemen ligt. Daarbij denkt hij
niet alleen aan de algemene uitkeringen uit het gemeentefondsmaar
ook aan andersoortige uitkeringen en met name aan die uitkeringen die
van belang zijn voor bijvoorbeeld de gemeentelijke welzijnsplanning
en aan die uitkeringen die betrekking hebben op de restauratie van
monumenten. Hij meent dat de heer Van Amerongen in dit verband heeft
gewezen op "Meerzicht". Spreker zou daar in êén adem aan willen toe-
voegen "De Dorstige Kuil". Dat zijn zaken die voor onze gemeente
bijzonder belangrijk zijn en het zou toe te juichen zijn als de sub-
sidiestop, die er met betrekking tot de restauratie van monumenten
thans is, zou worden opgeheven of in ieder geval zodanig zou worden
verruimd, dat er mogelijkheden zouden zijn om zowel "Meerzicht" als
"De Dorstige Kuil" uit te voeren zoals dat in onze plannen besloten
ligt. Een tweede onderwerp dat in de algemene beschouwingen eenplaats
heeft gekregen betreft de beleidsplanning en in samenhang daarmee de
begrotingsprocedure. De heer Arnoldy heeft gekonstateerd dat'het sy-
steem van beleidsplanning funktioneert, hij heeft dat met een zekere
tevredenheid gekonstateerdmaar hij heeft er meteen aan toegevoegd
dat bijstelling en aanpassing nodig is. De heer Van Emmerik heeft
zich in soortgelijke bewoordingen uitgelaten en heeft duidelijk ge-
steld: doorgaan met de methodiek van de beieidsplanning. Hij heeft
ook gekonstateerd dat de procedure van de begrotingsbehandeling nu
beter is dan verleden jaar het geval was. De heer Van Amerongen heeft
zich eveneens in deze richting uitgelaten. Inderdaad zijn we nog niet
klaar met onze beleidsplanning, waarmee spreker met name de methode
en de systematiek bedoelt. Ook in de beleidsintenties is duidelijk
gesteld dat in de komende 4 jaar de systematiek van de beleidsplanning
verder zal moeten worden ontwikkeld. Hij voegt daar meteen aan toe dat
ook de procedure van de begrotingsbehandeling nog niet ideaal is. Dat
klinkt misschien wat vreemd tegenover de tevreden konstatering van
de heer Van Emmerik, maar hij acht het goed om te stellen dat ook deze
procedure mogelijk voor nog verdere verbetering in aanmerking komt en
dat hieraan dan ook de nodige aandacht geschonken zal moeten worden.
Spreker zegt dat zo nadrukkelijk omdat hij van mening is dat deze bei-
de zaken - beleidsplanning en procedure van begrotingsbehandeling -
in onderlinge samenhang moeten v/orden bezien. De beleidsplanning en
de begrotingsbehandeling moeten elkaar niet doubleren, hetgeen ze tot
nu toe nog teveel doen. Ze zullen meer vloeiend in elkaar moeten overlo
pen. Daarom zegt hij toe dat binnenkort, zeker in de commissie finan-
ciën en beleidsplanning - hij neemt aan ook in de commissie voor alge-
mene bestuurszaken - deze zaak verder en nader onder ogen zal worden ge
zien. Wat betreft het kritisch bezien van de uitgaven heeft de heer Ar-
noldy gesteld dat juist deze zaak in het verleden door de V.V.D. sterk
is benadrukt. In dit verband werd niet alleen aandacht gevraagd voor
het toekomstige maar ook en wel in het bijzonder voor het bestaande
beleid. Ook de heren Van Emmerik en Van Amerongen hebben gesteld dat
het in het verleden gevoerde beleid niet kritiekloos mag worden aan-
vaard. Spreker herinnert aan het feit dat de raad indertijd in het be-
leidsplan unaniem de doelstelling inzake het kritisch bezien van uitga-
30 november 1978