315
30 november 1978
Met betrekking tot de vraag of de overschotten van de rekeningen van de
afgelopen jaren inderdaad struktureel zijn, wijst spreker op de moqelijk-
heid van allerlei toevallige faktoren, zoals men die de afgelopen jaren
00 duidel ijk op zich heeft zien afkomen. De raad geef't op een qeqeven
mornent het groene licht voor de uitvoering van bepaalde projekten, maar
de praktijk heeft dikwijls aangetoond dat niet altijd de fysieke mogelijk-
heid aanwezig was om bepaalde projekten in uitvoering te nemen. Dat kan
dus een duidelijke verkiaring zijn voor het ontstaan van rekeningover-
schotten. Hij houdt het niet voor onmogelijk dat er meer oorzaken zijn,
zoals de begrotingsmethodiek. Aan de andere kant gelooft hij dat het goed
is om, voordat we tot maatregelen komen, voor ons zelf eerst een duide-
Mjk beeld krijgen van wat de werkelijke oorzaken zijn; met andere woor-
den. er zou een analyse moeten plaatsvinden. Spreker kan zeggen dat deze
analyse zeker in het voornemen van het college ligt en het hoopt in nau-
we samenwerking met de commissie voor de gemeentefinanciën hieraan ook
uitvoering te kunnen geven. In de memorie van antwoord is al meegedeeld
dat de eerste aanzet zou kunnen plaatsvinden bij de behandeling van de
rekemng 1977. De heer Van Amerongen spreekt zowel over voorlopiq noq
even vermeende strukturele rekeningoverschotten als over het ontstaan
van de reserves. Spreker gelooft dat hij deze onderling samenhangende
zaken op deze wijze als beantwoord mag beschouwen. In beide qevallen
zegt hij nadere analyse toe.
Wethouder Reeringh merkt op dat de heer Arnoldy ten aanzien van het
onderwijs heeft gesproken over de Crayenesterscholen en met betrekkinq
daartoe de verwachting heeft uitgesproken, daarbij doelend op verbou-
wing en renovatie, dat het college kwalitatief gelijkwaardige plannen
ter uitvoering zal voorleggen. Spreker kan deze vraag zonder meer be-
vestigend beantwoorden. Het college is mêt de V.V.D.-fraktie van oor-
deel dat aan voorzieningen terzake van het onderwijs hoge eisen behoren
te worden gesteld. Spreker meent er terecht op te kunnen wijzen dat in
Heemstede in het verleden zulks altijd gebeurd is en ook nu is dat niet
anders. In dit verband wijst hij er op dat door de gehele raad - on-
langs ook nog unaniem door de onderwijscommissie bevestigd - is uitqe-
sproken, dat hier zoveel mogelijk een norm gesteld moet worden, name-
ijk in het kader van dit soort plannen een zo goed mogelijke benade-
ring van de rijksnormen en dat zal dan natuurlijk ook gebeuren. Hij
acht het ondenkbaar en irreëel te veronderstellen dat bij het treffen
van voorzieningen geschoten zou worden onder enig aanvaardbaar niveau
uat geldt dus ook ten aanzien van het voorbeeld dat de heer Arnoldy
heeft genoemdnamelijk de Crayenesterscholen.
De heer Van Emmerik heeft een uitvoerig betoog gehouden over het even-
uele misverstand dat zou kunnen ontstaan uit de formulering van de
aanbiedingsnota, waar namelijk gesproken wordt dat iedere normover-
schrijding bij het openbaar kleuteronderwijs verdrievoudiqd op de qe-
meentebegroting drukt. Duidelijk is dat hier bedoeld wordt dat een be-
taling aan het openbaar kleuteronderwijs doorbetaald dient te worden
aan het protestants-christelijk en aan het katholiek onderwijs. Vandaar
dat de ternnnologie "verdrievoudiging" is gebezigd. Met wat de heer Van
Emmerik daar verderover heeft gesteld kan spreker zich zonder meer
veremgen. Natuurlijk heeft een gemeente de zorg voor het gehele onder-
wijs; dat îs ook niet in Heemstede anders geweest.
Spreker kan niet anders begrijpen dan dat de heer Van Emmerik zich bij
zijn passage over het onderwijs zo vereenzelvigd heeft met de materie,
dat hij over zich zelf spreekt van "schoolmeesterkritiek". Dat is eniqs-
zins juist en hij noemt dan als voorbeeld dat hij gestoten is op een