335
30 novenber 1973
woord op de vraag van de heer Arnoldy of men hieruit moet afleiden dat
het bestaande systeem voldoende tegemoet komt aan die kriteria.
De opmerking van de heer Van Emmerik over de tussendoor komende projek-
ten wil spreker namens het college van harte onderstrepen. Inderdaad die
nen de tussendoor komende projekten zoveel mogelijk te worden tegengehou
den. Hen zal er nooit heiemaal onderuit komen, maar hoe meer men dat kan
tegenhouden hoe beter het is.
Wat betreft de overschotten zegt spreker niet dat ze niet struktureel
zijn. Het zou best kunnen zijn dat men tot die konklusie komt. Als hij
zich goed herinnert heeft de rekening 1974 nog een tekort te zien gege-
ven. Dat zou dus betekenen dat men gelet op de situaties sinds 1975 zou
moeten konkluderen dat er een struktureel verschijnsel is. Hij wil graag
de nadere analyse afwachten.
De heer Van Amerongen meent dat er in het jaar 1974 sprake was van
een tekort, maar dat dit zou zijn omgeslagen in een overschot als de
winsten van de nutsbedrijven ten gunste van de gewone dienst waren geko-
men.
De heer Baar meent dat het wel eens zou kunnen zijn dat het jaar 1976
waarin een aantal afschrijvingen zijn gepleegd, toch nog met een tekort
gaat sluiten. Hoe het ook zij, de analyse zal gepleegd worden, waarna
er gericht gewerkt kan worden. De opmerking van de heer Arnoldy over de
link tussen de kostenbewaking en heroverweging beleid vindt spreker in
zoverre juist, dat het bij de heroverweging van het beleid gaat om het
afwegen van het nut van de uitgaven in onderling verband, maar aan de an
dere kant kan een dergelijke heroverweging uiteraard wel impliciet een
stukje kostenbewaking inhouden.
Wethouder Reeringh merkt inzake het einde dat gemaakt is aan de struk
turele verbetering van de onderwijsvergoedingen en de repercussies daar-
van voor het onderwijs in Heemstede op, dat dit een onderwerp is dat het
college met grote zorg vervult, omdat het beleid daardoor zal moeten wor-
den ingekramt binnen de nieuwe kaders die daardoor ontstaan.
Voorshands is dat een gegeven; in het kader van het beleid zal dat na-
tuurlijk bezien moeten worden.
De heer Van Emmerik heeft met betrekking tot de schoolgebouwen gesproken
over een tussentijdse inventarisatie. Spreker meent dat men in deze twee
dingen moet onderscheiden. In de eerste plaats de stand van zaken ten
aanzien van de nieuwbouw en renovatie van scholen. Ten aanzien van alle
scholen kan gesteld worden dat öf met de werkzaamheden is begonnen öf
dat er besluiten zijn genomen ten aanzien van die werkzaamheden. Als de
heer Van Emmerik dat nog eens op een rijtje wil hebben, dan kan hij dat
krijgen. Het tweede punt is de prognose. In de onderwijsnota zal een be-
schouwing gewijd moeten worden aan het aantal leerlingen en de terugloop
daarvan en dat gerelateerd aan het aantal in stand te houden scholen.
Wat betreft de kwestie van de personeelsbezetting deelt spreker mede
dat er voor interne zaken waarschijnlijk een herhaalde oproep geplaatst
zal moeten worden, die invulling is dus nog niet geschied. Voor de af-
deling onderwijs wordt gedacht aan een wat jongere kracht. Ten aanzien
daarvan is de verwachting gerechtvaardigd dat dit wel zal lukken.
Met de hoog gekwalificeerde kracht ligt het wat moeilijker. Daar iseen
oproep voor geplaatst, waarop onvoldoende respons is gekomen. Op een
herhaalde oproep is ook nog geen sollicitant gekomen. Eén van de oorza-
ken zou mogelijk het huisvestingsprobleem kunnen zijn, dat altijd weer
om de hoek komt kijken. Het is zeer moeilijk-in Heemstede een woning
in de huursektor te vérkrijgen. Een zekere voorrangverlening roept na-