3e afd. 1 december 1973 120 Een aldus vastqestelde heffingsgrondslag vindt voor het eerst toe- passing voor het belastingjaar, waarin die uitzondering of die vrij- stelling niet meer kan worden toegepast en geldt, behoudens het be- paalde in het derde lid, mede voor de eventueel daaraan volgende belastingjaren van het desbetreffende driejarige tijdvak. 3. Indien met betrekking tot een onroerend goed, waarvan de heffings- grondslag op de voet van het eerste of tweede lid is vastgesteld, op enig tijdstip voor de aanvang van een belastingjaar van het drie- jarige tijdvak of gedeelte daarvan waarvoor die heffingsgrondslag toepassing zou moeten blijven vinden, de waarde in het economische verkeer, waarop die heffingsgrondslag is vastqesteld wijziging on- dergaat als gevolg van hetzij bouw, daaronder beqrepen verbouwing of afbraak, hetzij veranderinq van bestemming, dan wel als gevolg van soortgelijke omstandighedenwordt de heffingsgrondslag opnieuw vastgesteld. Die nieuwe heffingsgrondslag wordt vastgesteld op de onderstelde waarde in het economische verkeer, welke in aanmerking zou zijn genomen, indien die wijzigingen beslag hadden gekregen op de peildatum, die aan dat driejarige tijdvak voorafaaat. Alsdan treedt die opnieuw vastgestelde heffingsgrondslag in de plaats van die, welka op de voet van het eerste of tweede lid, laatstelijk is vastgesteld en vindt voor het eerst toepassing voor het belas- tingjaar volgende op dat, waarin die wijziging van de waarae in het economische verkeer is ingetrerien. Belastingtarief. Artikel 6. 1. Voor elke volle f 3.000,-- van de heffingsgrondslag bedraaat de be- lasting bedoeld 1. in artikel 1, letter a, eerste lid f 2,70 2. in artikel 1, letter b, eerste lid fâ=t8 2.J S~ 2. Indien de haffingsgrondslag van een onroerend qoed, dat als woning en als zodanig de belastingplichtiqe tot hoofdverblijf dient, minder be- loopt dan f 3.000,--, wordt in afwijking in zoverre van het bepaalde in het eerste lid, terzake van dat onroerende goed de in artikel 1, letter a, eerste lid, bedoelde belasting niet geheven. 3. Belastingaanslagen van minder van f 10,-- worder. niet opgeleqd. Vrijstellingen. Artikel 7. De belastingen worden niet geheven terzake van: a. gebouwde eigendonmen, met inbegrip van de ondergrond en van hun gebouw- de en ongebouwde aanhorigheden, welke in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningsbij- eenkomsten in de zin van de artikeien 13 en 14 van de Wet Premie Kerkenbouw (Stb.1962, 538), met dien verstande, dat voorzover deze dienen als woning, wel de ir. artikel 1, letter a, eerste lid, bedoel- de belasting wordt geheven;

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1978 | | pagina 51