441
richte belangen zouden moeten voorstaan.
In dat kader heeft hij mede opgemerkt dat het werkoverleg van groot be-
lang is en dat dit mede stimulerend zou kunnen werken met betrekking tot
de inbreng van alle medewerkers. Dat is spreker met hem eens.
Spreker merkt op dat in een open bestuur natuurlijk van medewerkers wordt
gevraagd om steeds slagvaardig te reageren. Het is niet iets dat nu in
het kader van een personeelsnota of van een min of meer geformaliseerd
aangepast en modern personeelsbeleid iets nieuws is en als zodanig voor
de eerste keer aan de orde komt. Hij gelooft dat dit - dat geldt trou-
wens niet alleen voor het personeel maar ook voor bestuurders - een fa-
cet is waar men de laatste jaren steeds duidelijker en steeds frekwen-
ter mee gekonfronteerd wordt. Niet iedereen beschikt over dezelfde ka;
paciteiten en kwaliteiten, maar wat bijsturing hier en daar zal onge-
twijfeld waar nodig tot verbetering kunnen leiden. Spreker gelooft dat
dit kader in de nota de mogelijkheid in zich bergt om dat van de grond
te krijgen.
Spreker kan thans over het periodiek medisch onderzoek geen waardeoor-
deel geven, omdat hij zich daar onvoldoende toe gekwalificeerd voelt.
Hij vindt het op zich goed dat op gezette tijden deze onderzoekingen
worden verricht. Deze mededelingen kunnen aan de medewerkers worden ge-
daan opdat zij wat dat betreft weten waar zij aan toe zijn. Inderdaad
zal het niet meer kunnen zijn dan een momentopname. Aan de andere kant
kan, zeker als begin, van tijd tot tijd een check-up op zich al een ver-
worvenheid en een belangrijk iets worden genoemd. Als men dan toch stelt
dat men daar te weinig waarborgen in vindt, dan is spreker van mening
dat men op dat stuk ook een bestuurlijke taak heeft, maar spreker meent
dat het college de juiste weg heeft gevolgd door hieromtrent advies te
vragen aan de gemeente-arts en er lijkt hem niets op tegen om zijn kon-
klusie en zijn visie op dit element, zodra dat er is, te bespreken in
de daartoe aangewezen commissie.
Over de deeltijdarbeid is ook gesproken in de commissie, waarbij werd
gesteld dat er een aantal elementen zijn aangegeven: de verruiming van
de werkgelegenheid, het scheppen van mogelijkheden voor onder andere
gehuwde vrouwen om in het arbeidsproces betrokken te worden danwel te
blijven, waardoor het wenselijk kon zijn om deeltijdfunkties te cre'ëren.
Van de zijde van de fraktie van de heer Weeteling kwam toen de wens naar
voren om daar met name nog de ontplooiing van ambtenaren buiten de werk-
sfeer in op te nemen. Spreker meent aat men zich in de commissie ermee
kon verenigen dat men de details er in dit kader ook zou kunnen uitlaten
en thans zou kunnen volstaan met een wat algemenere formulering. Dat
laat natuurlijk onverlet dat het punt als zodanig zeker aan de orde
dient te komen en bespreekbaar moet zijn. Aan de andere kant vindt hij
dat als men hier tot invulling overgaat, dit kader daarvoor misschien
wat prematuur is. Het ligt er natuurlijk ook aan hoeveel belang men aan
een dergelijk element toekent en dan zou men het wel kunnen opnemen,
maar het gevaar dreigt dan misschien enigszins dat men geneigd is om
dan een soort limitatieve opsomming te gaan geven en dan moet men nog
weer veel langer en uitputtender gaan studeren om alles te kunnen be-
denken wat men hierbij zou kunnen betrekken. Dit punt uitwerkende
heeft de heer Weeteling een wens geformuleerd. Vlat dat betreft verwijst
spreker hem naar de uitwerking die vanzelfsprekend in de commissie zal
komen.
Verder heeft de heer Weeteling gewezen op het belang van de vakorgani-
saties. Spreker meent dat allen weten dat het met name de vakorganisa-
ties zijn geweest die na lange jaren vele zaken voor de werknemers heb-
14 december 1978