14 december 1978 415 teringen die de minister heeft aangebracht in relatie tot het wets- ontwerp 1976, zoals het feit dat hij de gemeenten wederom de inrich- ting van bestemmingsplannen toekent, dat hij het grondbeleid weer in handen van de gemeente ziet en dat hij ook de aanleg en exploitatie van bedrijfsterreinen weer een geneentelijke zaak acht. Het aantal provincies brengt hij terug van 24 naar 17. Verder introduceert hij de mogelijkheid voor een gemeentelijke herindeling, weliswaar in han- den van gedeputeerde staten, teneinde het bestuurlijke draagvlak van de gemeente zodanig te maken dat elke gemeente volwaardig in staat is de taken die zij krijgt toebedeeld, te kunnen uitvoeren. Overigens merkt hij op voorstander te zijn van een gefaseerde uitvoering vande reorganisatie. Daarover heeft ook de commissaris der koningin inNoord- Holland zich al een aantai malen in publikaties en in mondelinge uitin gen uitgeiaten, hetgeen spreker zeer verstandig lijkt, want alles wat op dit punt revolutionair moet geschieden zal weinig heilzaam zijn en aanleiding geven tot veel frustraties, die er toch al zijn, gelet op de veelheid van gedachten gedurende de laatste 10 jaar, die eigenlijk stukvoor stuk door de bevolking in totale kring niet met warm ent- housiasme zijn opgenomen. Bovendien erkent de minister de behoefte aan regionale strukturen. Hij zegt daarbij dat hij een verbetering voorstaat van de wet gemeenschappelijke regelingen. Sprekers fraktie wil dat graag vertalen in de gedachte van de wens tot het hebben van een samengesteld lokaal bestuur en dan spreekt zij in deze kring graag het woord "gewest" uit. Tenslotte wijst de minister op het werk van de Raad voor de Territoriale Decentralisatie, dat nog niet afgerond is Spreker wijst op de staatscourant van vandaag, waarin is aangekondigd dat het plan voor aanpak van de advisering over konkrete decentralisa- tiemogelijkheden, gedateerd 10 oktober, aan de minister is aangeboden en dat de ministerraad nu heeft besloten het rapport te publiceren en toe te zenden aan de voorzitter van de Eerste en Tweede Kamer. Bovendien heeft hij daarin onder meer geschreven: wat zijn de bijzon- dere hoedanigheden van de drie bestuurslagen die, met het oog op de toepasselijke normen en de daarbij behorende realisatievoorwaarden, een aanduiding geven voor de meest geëigende bestuurslaag; welke vorm van decentralisatie komt het meest in aanmerking? op basis van deze redenering kan worden vastgesteid welke taken en bevoegdheden kunnen worden gedecentraliseerd en dat lijkt ongeveer een kriterium te zijn van het denken ten departemente en binnen de kring van deze raad. Dat moet leiden naar een decentralisatie van behoorlijke omvang, al- leen inhoudelijk weet men er thans nog niets van. Naast deze waarnemingen zit er dus wel degelijk een verbetering inhet voorstel ten opzichte van het wetsontwerp 1976. Nochtans zijn een aan- tal bezwaren overeind gebleven. In eerste instantie denkt hij aan het feit dat de negatieve lijst nog steeds blijft bestaan, een aanduiding die zijn fraktie eigenlijk sterk tegenstaat want hierin wordt een aan- tal taken beschreven waar de gemeente zich per definitie niet mee zou mogen bemoeien. Zij vindt dat een uitermate ongelukkige vormgeving. Zij dacht dat het juister was als wordt geschreven over de taken die de verschillende bestuurslagen wel zijn toebedeeld. Er zijn enkele zaken bij die van bijzonder belang zijn om toe te laten tot het gemeentelijk beleid. Spreker denkt bijvoorbeeld aan openbaar vervoer en aan de diensten voor openbare gezondheidszorg. Zo zijn er meerdere zaken, diehij eigenlijk niet hoeft te noemen, maar het be- staan van een negatieve lijst is een zaak, waartegen zijn fraktie ern- stig bezwaar heeft. Voorts vindt zijn fraktie dat het wetsontwerp nog steeds de sfeer ademt van het feit dat men denkt, dat een aantal taken

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1978 | | pagina 5