14 december 1978
419
regelingen, die spreker beschreef als facet-bestuurals de pre-gewes-
ten. Vanuit de Heemsteedse situatie bezien zijn er belangen die cver
onze gemeentegrenzen heengaan en waarvoor samenwerking nodig is, raaar
zonder dat we daarvoor naar de provincie of zelfs naar een mini-provin
cie hoeven of willen gaan. Hogen we die belangen dan alsjeblieft op re
gionaal niveau behartigen? Dat is dan een pragmatisch uitgangspunt.
En als we dan vanuit datzelfde pragmatische uitgangspunt op regicnaal
niveau een meer geïntegreerde behartiging van allerlei belangen willen
in de vorm van gewest of pre-gewest of samengesteld lokaal bestuur of
regionale bestuursstruktuurdan vindt zijn fraktie dat dit moet kun-
nen. Het zal dus duidelijk zijn dat zij het ook op dit punt eens is
met het voorstel van het college en met de opvatting van de Kennemer-
raad. Het derde punt, de door de minister beoogde binnenprovinciale
deconcentratie en decentralisatie, sluit onmiddellijk aan bij hetvoor-
afgaande punt. De minister spreekt hier van blijvende behoefte aan re-
gionale strukturen voor kleinschalige regionale taken, maar denkt dan
blijkbaar vooral aan die deconcentratie of decentralisatie vanuit de
provincie en binnen de provincie. Hij spreekt bijvoorbeeld van commis-
sies waarin gemeentebestuurders zitting mogen hebben. Met het coilege
en het gewest acht zijn fraktie een dergelijke ontwikkeling niet in
het belang van het instandhouden van de gemeenten als volv/aardige en
primaire bestuurslaag. Het vierde aandachtspunt betreft de ideeën van
de minister over gemeentelijke herindeling. Bij de prccedure daarvoor
wil hij het accent veel meer leggen bij het provinciaal bestuur, dat
bij de voorbereiding en de uitwerking van plannen uiteraard dan de ge-
meenten en de bevolking betrekt.
Met het college en het gewest vindt sprekers fraktiedit de moeite waard
om nader te worden bestudeerd, maar dan zal er eerst klaarneid moeten
zijn over de verschuiving van taken van gemeente naar provincie, diezi.
zoals die nu is voorgenomen verwerpt en over decentralisatie van rijks-
taken naar beneden.
Inzake het vijfde punt, de splitsing van de provincie Noord-Hoiland
merkt spreker op dat het in 1975 nog ging om 4 nieuwe mini-provincies,
waaronder Haarlem/IJmondnu over een tweedeling. Minister Wiegel denkt
aan de provincie Amstelland - Amsterdam met omliggende gemeenten plus
het Gooi en zuidelijk Flevoiand - en een nieuwe provincie h'oord-Holland
de rest van de huidige provincie. De minister hcudt in zijn brief van
22 mei 1978 een betoog voor minder provincies dan de 26 en 24 uit 1975.
Grote belangen als de waterstaatszorg, de ruimtelijke ordening, het mi-
iieubeheer, de energie- en drinkwatervoorziening wijzen vo'igens hem in
de richting van grootschaliger eenheden. Men krijgt dan ook krachtiger
gesprekspartners voor de rijksoverheiddie dan wellicht ook eerder ge-
neigd zal zijn naar de provincie bepaalde taken door te scnuiven die
beter op lager niveau kunnen worden verricht dan vanuit Den Haag.
Grotere provincies zullen minder snel taken van gemeenten overnemen.
En de taakdie de provincie heeft ten opzichte van ae gemeenten wat be-
treft toezicht en kontrole zal ook juister kunnen funktior.eren door
meer afstandelijkheid dan bij een kleine provincie die direkt bovenop
de gemeente zit. Dit betoog van de minister kan sprekers fraktie cndei
schrijven. Deze overwegingen hebben zijn fraktie tot het inzicht ge-
bracht dat het ineenschuiven van gewest en provincie zoals dat in 1975
werd voorgesteldten aanzien van Kennemerland beter niet kan gebeuren.
Zij blijft voorstandster van een - eventueel uitgebreid - gewest Kenne-
merland, maar zeker in de huidige situatie op de pragmatische basis die
spreker eerder genoemd neeft.
Het betoog volgend van de minister had zij overigens verwacht dat hij