22 februari 1979
65
houdingen, zoals die tot uiting komen in de samenstel1ing van de raad,
lijkt haar voor de hand te liggen. Ook de instelling van een spreekrecht
draagt ertoe bij dat de burger zich sterker bij het bestuurlijk bedrijf
betrokken zal voelen. Dat hij of zij daarbij in de gelegenheid wordt ge-
steld niet'slechts de beraadslagingen te volgen wanneer zijn of haar be-
langen aan de orde zijn, maar hier ook zelf aan deel te nemen, althans
minstens de eigen visie kenbaar te maken, acht zijn fraktie een groot
goed. Bovendien zal het proces van de besluitvorming voor de burger aan
duidelijkheid winnen, een duidelijkheid die zij van harte nastreeft. Zij
slaagt daarin niet steeds en kan dat ook eigenlijk niet, omdat op het mo-
ment van de formele behandeling in de raad reeds een intensief beraad is
voorafgegaan, waarbij de burger niet of tenauwernood was betrokken. Het
is voor het college zowel als voor de raadsleden van het grootste belang,
bij de besluitvormingsprocessen zo dicht mogelijk bij de burger te staan,
als het ware van zijn fysieke aanwezigheid bewust te zijn en zijn stem
reeds tijdens de beraadslagingen te horen. Het spreekrecht tijdens de
commissievergaderingen biedt daartoe een zeer goeae mogelijkheid
Het spreekt vanzelf dat bij de inrichting van het spreëkrecht ervoorwordt
zorggedragen dat de vergaderingen een ordelijk verloop hebben en vertra-
ging bij de behandeling wordt voorkomen, als gevolg waarvan andere zaken
achterop zouden komen.
In het ter tafel liggende voorstel acnt zijn fraktie voldoende waarborgen
ingebouwd om een goede vergaderdiscipline te verzekeren, terwijl in ruime
mate aan de doelstelling "het geven van inspraak en de gelegenheid tot
hoor en wederhoor" wordt tegemoetgekomen.
Tenslotte spreekt hij namens zijn fraktie zijn vreugde uit over het feit
dat ons demokratisch stelsel deze ontwikkeling mogelijk maakt. Daaraan ver
bindende de oprechte wens dat de te zijner tija toetredende commissieleden
zich in hun nieuwe verantwoordelijkheid wél zullen bevinden en dat in toe-
nemende mate en in opbouwende zin door onze burgers gebruik zal worder, ge-
maakt van het heden in te voeren spreekrecht.
De heer Van Emmerik vindt dat als dit raadsbesluit is aangenomen de
verordening inzake de vaste commissies een zeer interessante gedaantever-
wisseling zal hebben ondergaan. Voor een deel gaat het erom een ontwikke-
ling vast te leggen die er al was, voor een ander deel zou men ook kunnen
spreken van nieuw recht. Het gaat om drie punten. Ten eerste de mogeiijk-
heid om raadscommissies uit te breiden met niet-raadsleaenzulks over-
eenkomstig een beleidsintentie van afgelopen zomer. Hij wijst erop dat er
al comnn'ssies zijn die daarin zijn voorgegaan, zoals de verkeerscommissie,
de commissie middenstandszaken en de commissie voor georganiseerd overleg.
Het tweede punt is de openbaarheid van de vergaderingen van de commissies.
Daarover is in de afgelopen periode een doelstelling geformuleerd en is
besloten een proef te nemen. Die proef is zo goed bevallen dat dit nu ook
wordt vastgelegd. Spreker wijst erop dat ook voordat die proef begon, het
weer de verkeerscommissie is geweest die altijd ir, openbaarheid vergaderde
waaraan men kan zien dat dit een openbare commissie was avant la lettre.
De verkeerscommissie heeft letterlijk en figuurlijk baanbrekend werk ver-
richt.
Het derde punt is het spreekrecht voor de publieke tribune. Dat is nieuw
recht, maar ook al weer voor een deel het vastleggen van een onafwendbare
ontwikkeling die gaande v/as en waarop voorzitters van commissievergaderin-
gen ieder cp hun eigen manier hebben ingespeeld; de publieke tribune werd
nu en dan, voorzover dat nuttig was, aan het woord gelaten. Het v/ordt nu
uitdrukkelijk vastgelegd. Er staan summiere, niet al te knellende, spelre-
gels daarvoor in de verordening die nu ter tafel ligt. Natuurlijk moetmen