raadscommissie welzijn en financiën en beleidsplanmngom vervolgens de raad eina juni een nieuw procedurebesluit aan te bieden. In antv.'oord op de vraag van de heer Arnoldy naar de achtergrond van de door het col- lege voorgestelde formulering als uitgangspunt voor het welzijnsbeleid en naar de noodzakelijke samenhang van het welzijnsbeleid rnet andere beleidsterreinen, zegt spreker dat de achtergrond van dat gefornrjleerde uitgangspunt is, dat wil het gemeentebestuur werkelijk zorgdragen voor welzijn van zijn burgers, die zorg zal moeten doorklinken in aile be leidsdaden van dit gemeentebestuurook als ze geen betrekking hebben oo het zogenaamde specifieke welzijn. Een bewijs hiervoor is de door spreker zojuist genoemde inventarisatie waarin de bevolkingsenquête :s opgenomen en"waarin die bevolking zeer veel punten naar voren brengt als door nen ervaren knelpunten in hun welzijn die totaal niet behoren tot het beg: >o "specifiek welzijn", dus zich op totaal andere terreinen bewegen. f.en moet konstateren dat het welbevinden van de burgers zich nie. icat qwi.t- gen in de terminologie van welzijnsnotarijksbijdrageregelingen en der- gelijke en dat is eigenlijk maar gelukkig ook. Wel brengt die konstate- ring met zich mee dat op het gemeentebestuur de piicht rust on sanenhang aan te brengen tussen dat specifiek welzijn en die andere beieiditerrei- nen, die even belangrijk zijn voor het welbevinden van de burger. Overigens is dat uitgangspunt dat het college heeft geformuleerd bepaald niet nieuw in het beleidsplan. Spreker wijst erop dat min of meer soort- gelijke formuleringen voorkomen in het hoofdstuk ruimtelijke ordening în doeisteiling 3.10 en in het hoofdstuk miiieu in doelsteliing 5.21, waar staat: "Het betrekken van het milieuaspekt bij de bepaling van net ge- meentelijk beleid en bij de uitvoering van de gemeenteiijke aktiviteiten ïn feite is hier sprake van het aanbrengen van een samenhang tuss§n r,eu facet welzijn en allerlei andere beleidsdaden van het gemeentebestuur. De voorzitter is erkentelijk voor de vriendelijke vjoorden die vanui. de drië~frakties aan zijn adres zijn gev/ijd. Hij merkt op dat hij zich thans nog in de ori'ënteringsfase bevindt. Hij wil de intentie uitspreken dat zodra hij kan toekomen aan een wat Dre- dere oriëntatie - men zal er begrip voor hebben dat hij zich eerst voor- namelijk richt op zijn normale werk in engere zin - er ook ge.egenhe.a zai zijn om met de frakties en de achterliggende partijorganisaties eens wat nadere kontakten te hebben. Hij is open voor uitnocigingen die hem eventueel in dat verband zouden bereiken, opdat wat cat betreft het kon- takt zich ook wat kan verbreden. De heer Van Emmerik heeft het aspekt van het leiden van de vergaderingen ter sprake gebracht en heeft zelfs voorzichtig gesuggereerd om de hamer in een bepaald opzicht te hanteren. Spreker vindt dat een emgszms rnoei- lijk punt', want hij is er een groot voorstander van de raad wat dat be~ treft een zo groot mogelijke vrijheid te geven, waarmee hij ook goede ervaringen heeft. Misschien is er een mogeiijkheid om in de commssie voor algemene bestuurszaken voor de toekomst afspraken terzake te maken, waardoov inderdaad bij die gelegenheden waar dat mogelijk is een wat grotere planning en wellicht ook ti jdsindel ing van tevorer, met eiraarkan worden afgesproken. Inzake de voorlichting hebben de fraktievoorzitters gesteld aa. met name de wijze waarop de burger misschien op de beleidsplanning reageert, hel nog niet zozeer vertrouwde vân de rnensen rnet de methodieken die dâsrDij worden gevolgd en de daaruit voortvloeiende kar.sen voor vervreemding ten aanzien van ae resultaten van het werk van de raad, een punt -,s dat de aandacht van de voorlichtingsambtenaar verdient. Het ccllege stelt zich voor daarover uitvoerig van gedachten te wisselen met de voorlichLings- 30 rnei 1979 161

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1979 | | pagina 29