tot de brandvoortplanting, als bedoeid in NEN 3883, uitgave 1975,
van het oppervlak aan de bovenzijde niet meer bedragen dan vol-
gens klasse 4.
ARTIKEL 178
Van artikel 178 wordt de tekst vervangen door:
1. Vloeren die ruimten van tot bewoning bestemde gebouwen scheiden
van de buitenlucht, moeten een warmteweerstand R, als bedoeld in
NEN 1068, uitgave 1964, hebben van ten minste 1,29 m2 K/W.
2. Vloeren van tot bewoning bestemde gebouwen die gelegen zijn bo-
ven een kelder, een berging, een garage of een niet tot een woning
of een wooneenheid behorende besloten ruimte, moeten een warm-
teweerstand R, als bedoeld in NEN 1068, uitgave 1964, hebben van
ten minste 0,52 m2 K/W.
3. Vloeren van tot bewoning bestemde gebouwen, voor zover niet val-
lende onder lid 1, die deel uitmaken van de ondcrbegrenzing van een
gebouw, moeten een warmteweerstand R, als bedoeld in NEN 1068,
uitgave 1964, hebben van ten minste 0,26 m2 K/W.
Niet van toepassing is het bepaalde in dit lid op kcldervloeren.
4. Bij de beoordeling van de in dit artikel genoemde warmteweerstan-
den mogen plafonds en dekvloeren worden meegerekend.
ARTIKEL 183
Van artikel 183 wordt het opschrift vervangen'door:
Besloten ruimten onder de laagste vloer van een gebouw
Voor de bestaande tekst wordt het cijfer 1 geplaatst; toegevoegd wordt
een nieuw tweede lid, luidende:
2. Als nadere eis kan worden gesteld dat besloten ruimten onder de
laagste vloer van een gebouw een hoogte rnoeten hebben van ten
minste 0,50 m, indien zich onder die vloer leidingen of kanalen be-
vinden waarvan de bereikbaarheid ten behoeve van onderhoud en
vervanging moet zijn verzekerd.
10