Samenstdliîig van wanden van rookkanaîen
1. Wanden van rookkanalen moeten zodanig zijn samengesteld, dat ze:
a. onbrandbaar zijn;
b. duurzaam bestand zijn tegen rookgassen met een temperatuur
van 250° C;
c. voldoende dicht zijn;
d. voldoende bestand zijn tegen mechanische beschadiging.
2. De wand van een rookkanaal moet een brandwerendheid hebben die
ten minste gelijk is aan de helft van de brandwerendheid die vereist
is voor de wand of de vloer waar het kanaal doorheen wordt ge-
voerd, doch met een minimum van 30 minuten.
3. In wanden van gecombineerde rookkanalen mogen geen stootvoegen
voorkomen.
4. Nadere eisen kunnen worden gesteld met betrekking tot de brand-
werendheid van wanden van rookkanaien, indien die kanalen door
ruimten met hoge vuurbelasting gaan.
5. Vrijstelling kan worden verleend van het bepaalde in lid 2 voor be-
drijfsschoorstenen indien daartegen geen bezwaar bestaat in verband
met de omstandigheden waaronder het kanaal wordt toegepast.
ARTIKEL 215
Van artikel 215 worden het opschrift en de tekst vervangen door:
Uiîvoering van wanden van rookkanalcn in metselwerk
Rookkanalen, uitgevoerd in metselwerk, moeten geheel in metselver-
band zijn opgetrokken.
ARTIKEL 216
Van artikel 216 wordt de tekst vervangen door:
1. In wanden van rookkanalen mag geen hout of ander brandbaar ma-
teriaal aanwezig zijn.
19