a. op het hoofdkanaal mogen niet meer dan vijf nevenkanalen aan
sluiten, waarbij het hoogteverschil tussen de laagste en de
hoogste aansluiting niet meer dan 16 m mag zijir
b. elk nevenkanaal mag slechts een aansluitgekt enheid hebbt
voor in één ruimte opgesteide gastoestellen;
c. indien in het hoofdkanaal een aansluitgelegenhcv' voorkomt,
moet deze ten minste 2 m beneden de laagste uitionding van
een nevenkanaal in het hoofdkanaal zijn gelegen. Deze aan-
sluitgelegenheid ntag slechts dienen voor in één ruim.s opgestel-
de gastoestellen;
d. het hoogteverschil tussen de bovenzijde van een aans uitgele-
genheid in een nevenkanaal en de bovenzijde van de uitn.onding
van dat kanaal in het hoofdkanaal moet ten minste 2 m zijn;
e. de verticale afstand tussen uitmondingen van nevenkanalen in
het hoofdkanaal moet ten minste 0,50 m bedragen, tenzij het re-
venkanaal ter plaatse van de uitmonding ten hoogste 45° van <k
verticaal afwijkt.
3. Indien van een gecombineerd gasafvoerkanaal de yerbrandingsgas-
sen mechanisch worden afgezogen, moet een doeltreffende voorzie-
ning aanwezig zijn die de veiligheid waarborgt bij storing in de me-
chanische afvoer.
4. Nadere eisen kunnen worden gesteld aan de inrichting van al dan
niet gecombineerde gasafvoerkanalen bestemd voor de mechanische
afvoer van verbrandingsgassen.
5. Vrijstelling kan worden verleend van het bepaalde in lid 1, onder a.,
voor gasafvoerkanalen, die zodanig zijn ingericht dat voldoende
waarborgen bestaan dat geen gassen uit het kanaal in de aangesloten
ruimten kunnen binnenstromen.
ARTIKF.L 222
Van artikei 222 worden het opschrift en de tekst vervangen door:
Samenstelling van gasafvoerkanalen
1. Wanden van gasafvoerkanalen moeten zodanig zijn samengesteld,
dat ze;
27