Leden 1 en 2. Beperkingen ten aanzien van de toepassing van ventila- tieleidingen in plaats van ventilatiekanalen worden gesteld in artikel 113. ARTIKEL 237 De wenk voor de toepassing van lid 3 wordt vernummerd tot lid 4 en tussengevoegd wordt een wenk voor de toepassing van !id 3, luidende: Lid 3. Voor zover niet reeds op grond van andere regelingen, zoals bijvoorbeeld de aansluitvoorwaarden van de nutsbedrijven, afstanden t.o.v. andere leidingen dan wel beschermende maatregelen zijn voorge- schreven, kunnen deze als nadere eis op grond van dit artikel worden gesteld. ARTIKEL 265 In de ivenk voor de toepassing van lid 1 op blz. 166k wordt in de laatste alinea ,,358a"vervangen door: 358. ARTIKEL 294 De toelichting op het ontstaan wordt vervangen door: Lid 1. Dit lid biedt de mogelijkheid om in het belang van het watervrij houden van het erf alle nodige eisen te stellen met betrekking tot de hoogte van het erf. In poldergebieden zal een erfhoogte van 0,30 m bo- ven de hoogste te verwachten grondwaterstand in het algemeen vol- doende zijn. Plaatselijke omstandighedcn met betrekking tot wisselingen in de grondwaterstanden kunnen echter een andere maat nodig maken. Lid 2. Met betrekking tot de hoogte van erven kunnen bovendien na- dere eisen worden gesteld in verband met het aanzien van de omgeving. Gedacht kan worden aan het geval dat iemand een terp opwerpt, en daarop wil gaan bouwen, in een omgeving waar dat zou misstaan. Voor gemeenten.waarin men de erven op weghoogte wenst te zien, moet deze nadere eis worden vervangen door een imperatief voorschrift. De hoogte van het erf met het oog op het aanzien van de omgeving be- hoort echter bij voorkeur te worden geregeld bij bestemmingsplan. ARTIKEL 358 De wenk voor de toepassing van artikel 358 vervalt. 44

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1979 | | pagina 62