271
27 september 1979
voelen, dat over het algemeen nieuwe gemeenschappelijke regelingen zou-
den moeten worden ondergebracht in het gewest, hier niet haalbaar is.
Wethouder Reeringh brengt naar voren dat hij alle argumenten voor en
tegen kent, doch dat hij er voor de goede orde op wijst dat hij thans uit-
sluitend via de gemeentelijke invalshoek spreekt. Bij hem is de taxatie
wat anders uitgevallen. Hij vindt dat als de Kennemerraad in november 1978
besluit dat de C.P.A. een gewestelijke zaak zou dienen te worden, terwijl
nog geen jaar later het tegendeel wordt besloten, dat voor hem wat moei-
lijk wordt.
Afgezien daarvan vindt hij dat het hier een licht punt betreft dat geëigend
had kunnen zijn voor een gewestelijke aanpak. Het gaat om dezelfde zes ge-
meenten die het gewest vormen en dan heeft hij ook na weging van dit prak-
tische punt de overtuiging dat dit eventueel ook zonder nadeel voor de or-
ganisatie - de G.G. en G.O. - naar de andere kant had kunnen uitslaan.
Hij had het een betere zaak gevonden als dat een gewestelijke aangelegen-
heid was geweest.
De heer Van Amerongen vraagt zich af of het juist is dat de Kennemer-
raad in november heeft besloten om van de centrale post een gewestelijke
zaak te maken. Toevallig is spreker zelf in de Kennemerraad over deze zaak
begonnen. In het beleidsplan van het gewest stond dat bekeken zou worden
of dat tot de mogelijkheden zou behoren en naar aanleiding van die opmer-
king in het beleidsplan heeft spreker daarover een vraag gesteld. Hij
kreeg toen van het dagelijks bestuur als antwoord dat het nog eens bekeken
zou kunnen worden, maar dat de kans gering geacht moest worden dat reali-
satie mogelijk zou zijn.
Wethouder Reeringh heeft de notulen er niet op nagekeken. Hij heeft de
diskussie destijds in de Kennemerraad niet anders uitgelegd dan dat er een
algemene voorkeur bestond om deze zaak in gewestelijk verband op te pakken.
De heer Van Amerongen zegt dat de heer Overbeek in het gewest heeft ge-
zegd te vinden dat het streven er wel op gericht zou moeten zijn dat de
centrale post een gewestelijke zaak moet zijn, maar dat men dat streven in
het algemene kader zou moeten plaatsen van het streven naar een distrikts-
geneeskundige dienst.
Het ontwerp-besluit wordt zonder hoofdelijke stemming vastgesteld, on-
der aantekening dat de heer Reeringh geacht wenst te worden te hebben te-
gengestemd
VIII. Instellen beroep tegen gedeeltelijke goedkeuring bestemmingsplan
^Manpads'laan Noordzijde (volgnr. 99]
Wethouder Willemse deelt mede dat het voorliggende raadsvoorstel niet
omvat het instellen van beroep tegen de onthouding van goedkeuring vande
in het ontwerp-bestemmingsplan neergelegde bestemming volkstuinen van een
stuk grond naast het bedrijf Roozen. Nu echter de commissie ruimtelijke
ordening unaniem meent dat ook hiertegen beroep moet worden ingesteld,
neemt het college dit over. Dat betekent dat als de raad dit voorstel van-
avond aanneemt, het zal worden aangepast. Spreker heeft begrepen dat er
enige onduidelijkheid is omtrent welk gedeelte nu beroep wordt aangetekend
voor een mogelijke bestemmingsverandering van agrarisch gebouw in ambachte-
lijke bedrijven. Dat beroep omvat uitsluitend het nu reeds bebouwde gedeel-
te en dus niet de in het ontwerp-bestemmingsplan aangegeven mogelijkheid
van 75% van het direkt westelijk daarachter gelegen stuk grond.
De heer Huijbregts is verheugd dat het college de mening van de commis-
sie heeft overgenomen om ook inzake het gebied volkstuinen beroep aan te