2e afd. 25 oktober 1979 118 a 2. Indien in de laatstelijk genoten bezoldiging, omschreven in het vo- rige 1idanders dan tengevolge van het verwerven van periodieke ver- hogingen, wijziging zou zijn gekomen, wanneer de belanghebbende op deze bezoldiging in dienst zou zijn gebleven, zal van de dag van in- werkingtreding van die wijziging af het aldus gewijzigde bedrag als laatstelijk genoten bezoldiqing gelden. 3. Indien in de loop van het jaar onmiddellijk voorafgaand aan het ont- slag een aanmerkelijkë wijziging heeft plaatsgevonden in de omvang van de werkzaamheden, geldt in zoverre een afwijking van de vorige leden, als laatstelijk genoten bezoldiqing, de gemiddelde bezoldiging over evenbedoeld jaar. 4. In gevallen waarin de toepassing van dit artikel tot onredelijke re- sultaten leidt, kunnen burgemeester en wethouders ten gunste van be- langhebbende van het bepaalde in de vorige leden afwijken. Artikel 3. 1. De belanghebbende heeft recht op een uitkering met ingang van de daq van zijn ontslag. 2. Surgemeester en wethouders kennen de uitkerinq toe. De gegevens die burgemeester en wethouders nodig achten voor de toe- kenning, dienen door of vanv/ege de belanghebbende te worden verstrekt. Artikel 4. 1. De uitkering bedraaqt 80% van de laatstelijk genoten bezoldiging. 2. De uitkering wordt in maandelijke termijnen uitbetaald. Artikel 5. 1 De inkomsten die de belanghebbende geniet of gaat. genieten uit of in verband met arbeid of bedrijf, worden in mindering gebracht op de uit- kering over de maand, waarop deze inkomsten betrekking hebben of ge- acht kunnen worden betrekking te hebben. 2. Wanneer de belanghebbende arbeid of bedrijf ter hand heeft genomen voor de dag van het ontslag en na die dag uit die arbeid of dat be- drijf inkomsten of meer-inkomsten gaat genietenis het eerste lid ten aanzien van die inkomsten, vermeerdering van inkomsten of een gedeelte daarvan niet van toepassing, indien de belanghebbende aan- nemelijk maakt dat die inkomsten, vermeerderinq van inkomsten of dat gedeelte daarvan noch het gevolg zijn van een verhoogde werkzaamheid noch verband houden met het ontslag. De vorige volzin geldt ecnter niet, wanneer de belanghebbende arbeid of bedrijf ter hand heeft genomen gedurende non-activiteit,vakantie of verlof onmiddel 1 ijk voorafgaand aan het ontslag dan wel binneneen termijn korter dan- één jaar voorafgaande aan het ontslag. 3. Ten aanzien van de belanghebbende, die na zijn ontslag uit hoofde van ziekte of arbeidsongeschiktheid nog aanspraken heeft of krijgt in ver- band met de betrekking waaruit hij is ontslagen, wordt de uitkering verminderd met het bedrag daarvan tot het einde van de periode waar- over die aanspraken bestaan. - 4 -

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1979 | | pagina 68