4e afd. 31 januari 1980 10
10. De beheerscommissie beveelt tenslotte aan de beheersverordening
t.z.t. zodanig te wijzigen dat het lidmaatschap en voorzitterschap
van de wethouder culturele zaken (thans welzijn en maatschappelijke
zorg) komt te vervallen en op andere wijze in het voorzitterschap
wordt voorzien. De voor- en nadelen van de huidige combinatie van
funkties zijn opgesomd in het hoofdstuk over de beheersvorm (pag. 18
van het rapport)In het kader van het experiment is het voorzitter-
schap van de wethouder zeker een nuttige zaak geweest.
Nu het evenwel gaat om de definitieve vormgeving van het centrum en
de beheersvorm daarvan, ligt het in de lijn van de destijds genomen
beslissing tot instelling van een commissie ex. artikel 61 van de ge-
meentewet dat een verdere stap wordt gezet op weg naar funktionele
decentralisatie door het "q.q"-voorzitterschap van een lid van onscol-
lege los te laten (de gemeentewet schrijft immers slechts het zitting
hebben van één raadslid als minimum voor bij een commissie, waaraan be-
voegdheden van de raad :-en van burgemeester en wethouders zijn toegekend).
Mét de beheerscommissie zijn wij van oordeel dat het niet meer als voor-
zitter van de commissie fungeren van de wethouder welzijn en maatschap-
pelijke zorg een zuiverder positie betekent bij de voorbereiding van
het beleid op het totaie gebied van het welzijn. De mogelijkheden voor
toezicht op het door de beheerscommissie te voeren beleid zijn naar
ons oordeel ook dan in voldoende mate aanwezig; wij achten het wel ge-
wenst in de verordening de mogelijkheid in te bouwen dat de betrokken
portefeuillehouder het recht heeft de vergaderingen van de beheerscom-
missie bij te wonen en daarin ook het woord te voeren. Omtrent het tijd-
stip van de realisering van deze wijziging en omtrent de wijze waarop
dan in het voorzitterschap moet worden voorzien, zullen wij overlegmet
de beheerscommissie plegen.
Met betrekking tot de commerciële aktiviteiten komt in de aanbevelingen,
gericht tot de commissie zelf (gele pagina 3 van het rapport), de opmerking
voor dat de uitbesteding van de horeca-aktiviteiten gecontinueerd moet wor-
den. Wij merken ten aanzien hiervan op dat in het besluit van uw raad van
2 juni 1977 aan de beheerscommissie de opdracht is meegegeven het gebouw
°°k voor commerciële doeleinden ter beschikking te stellen, mits daardoor
de hoofddoelstel 1 ing niet zou worden geschaad. Wij vragen ons thans af
of het niet mogelijk is een minimum beschikbaarheid voor commerciële akti-
viteiten te scheppen. Wij zullen dit met de beheerscommissie overleggen en
-5-