30 nei 1930
216
waarna dus de gemeenten zoals men dat ook bij het sociaal-cultureel werk
heeft, de eerste subsidiënten zullen worden en een rijksbijdrage voor
die subsidie zullen krijgen van het ministerie van C.R.M.
Op het moment dat men dat overleg inging wat net een dag tevoren bij al-
le gemeentebesturen binnengekomen een brief van de minister van C.R.M.,
waarin het zogenaamde formatiebeleid ten aanzien van maatschappelijk werk
per circulaire werd medegedeeid, althans het voornemen daartoe. Dat be-
leid komt voor de regio neer op het inleveren van 11 tot 12 formatie-
plaatsen voor maatschappelijk werk ten opzichte van de huidige situatie.
Er zijn er thans 29 en dat zouden er 18 moeten worden.
Ongetwijfeld zal nog een fikse diskussie moeten plaatsvinden of dat for-
matiebeleid, zoals dat is geformuleerd, acceptabel is, omdat dat gebaseerd
is op een kwantificering "van de hulpvraag. Er is geen eenduidigheid in de
wijze waarop de hulpvraag bij alle instel'lingen - dat geldt niet alleen
voor de regio Haarlem maar dat geidt voor het hele land - wordt geregis-
treerd. Men gaat gewcon uit van de opgave die het ministerie heeft gekre-
gen van de instellingen, naar hoe die opgave tot stand is gekomen is heel
verschillendAls voorbeeld zegt spreker dat een maatschappelijk werker
die een paar uur per dag of een paar uur per week spendeert aan het bege-
leiden van een groep mensen die in een bepaalde noodsituatie zit - achter-
standsgroep, een groep buitenlanders of iets dergelijks - bij een bepaal-
de instelling geregistreerd kan zijn als één hulpvraag, terwijl het gaat
om bijvoorbeeld 20 mensen die geholpen worden, bij een andere instelling
zou dat geregistreerd kunnen zijn als 20 hulpvragen. Toch is dat getal 1
of 20 één van de belangrijkste faktoren bij het toewijzen van de forma-
tieplaatsen. Dat is natuurlijk niet bepaald een aantrekkelijke zaak. Er
komt verder nog bij dat men in dat formatiebeleid uitgaat van een zoge-
naarnd natuurlijk verloop, dat wil zeggen dat als er op een gegeven moment
een formatieplaats vrijkomt die niet meer opgevuld mag worden. Er is toen
in dat overleg door spreker aan de vertegenwoordigers van C.R.M. die daar
aanwezig waren gevraagd wat de ontslagaanvraag betekent van de 5 werkers,
die 4 formatieplaatsen bezetten bij het C.M.W., met name of dat in het ka-
der van het formatiebeleid gezien wordt als natuurlijk verloop. "Ja", werd
toen geantwoord. Met andere woorden: wij zouden zonder slag of stoot in
het kader van het formatiebeleid 4 formatieplaatsen, alleen tengevolge van
de konfliktsituatie waaruit de ontslagaanvraag is voortgevloeidkwijt ra-
ken. Toen hebben zowei college Van der Ploeg van Bloemendaal als spreker
aan zowel het bestuur van het C.M.W. als aan wethouder Sikma van Haarlem,
die voorzitter was van dat overleg, gevraagd of zij bereid zouden zijn
een uiterste poging te doen om de status quo van het maatschappelijk werk
in deze regio, met name wat betreft het aantal formatieplaatsen, zo enigs-
zins mogelijk proberen te handhaven door een aktie in de richting van het
C.M.W., zowel aan het bestuur als aan de werkers, of zij bereid zouden
zijn, gezien die nieuwe gegevens, v/ater in de wijn te doen ten aanzien
van de stellingen die beiden hadden betrokken, om terwille van het belang
van de kliënten in deze regio die fornatiepiaatsen te behouden.
Er was nog een tweede argument waarom de heer Van der Ploeg en spreker
meenden dat dit zou kunnen, namelijk in datzelfde overleg is afgesproken
dat er een breed samengestelde adviesgroep komt, waarin de vijf gemeen-
ten vertegenwoordigd zijn - vijf, omdat Haarlemmerliede bij het maatschap-
pelijk werk Meerlanden is aangesloten - plus vertegenwoordigers van de
drie werkzame instellingen in deze regio, die op zo kort mogelijke ter-
mijn moeten proberen een advies uit te brengen aan de gemeentebesturen
over de toekomstige struktuur van het maatschappelijk werk in deze regio.
Wellicht zou dat ook een aanknopingspunt kunnen zijn, met name voor de 5