219
30 mei 1980
het partikuliere bedrijfsleven is ook voor de overheid hard te maken.
De heer De Jong zegt dat dit onderdeel ook in de commissie personeels-
zaken uitvoerig îs besproken. Spreker had begrepen dat de diskussie die
toen gevoerd ls ertoe zou leiden, gezien de kritiek die zijn fraktie
enigszins had op de inhoud van de subdoelstel1ingen, dat de heer Borq-
houts zou komen met een amendement dat 01 en 02 eventueel tot één subdoel-
ste hng zou^ hebben vereenvoudigdSpreker laat de heer Borghouts natuur-
njk de vrijheid om terug te kornen op wat hij in eerste instantie in de
commissie heeft toegezegd, maar desalniettemin blijft spreker eniqszins
met die verbazing zitten. Als hij dus nu zegt dat de enige amenderinq
die lnj thans wn 1 aanbrengen gaat van 5 naar 2%, dan blijft spreker toch
veel moeite houden met de verschi1lende kategorieën die nu in 01 en 02
separaat zijn aangebracht. Hij krijgt het gevoel dat men met 01 en 02niet
eens uitputtend isgeweest. Daarom had hij veel liever een wat alqemener
gestelde doelstel1ingeventueel subdoelsteiling, als amendement gehoord.
s spreker nu hoort wat de heer Borghouts amendeert, dan zal spreker zich
aan het advies van het college moeten konformeren.
Ook de fraktie van de heer Arnoldy is enigszins verbaasd door de amen-
deringen zoals door de heer BorghoutT verwoord. Spreker meende dat men
zich na het commissoriaaI overleg zou hebben gericht op het wellicht wat
uitbouwen van de amendering op 1.42.00 en daarin eigenlijk in principe
voorzTen in de wenselijkheid en ook in de richting van het per-
soneelsbeleid van de gemeente Heemstede terzake van het aantrekken van
vrouwen en ruim baan te geven voor de ontvankelijkheid van funkties voor
invaliden. Het noemen van elk percentage als een minimum voor minder-va-
iiden, l!jkt hem in de praktijk een vrij raoeilijk uit te voeren zaak.
Hij zou er totaal geen bezwaar tegen hebben als dat percentage 6 of 7
zou zijn, of welk percentage dan ook, dat is voor hem een onwezenlijke
faktorHet gaat er primair om dat mindervaliden ruime en gelijkwaardiqe
mogeljkheden hebben ten opzichte van de funkties die in deze qemeente
open staan. 3
Hij wil zich dan ook verbinden aan het standpunt van het college.
Wethouder Reeringh antwoordt dat het college geen ander standpunt in-
neemt. De standpunten zijn langzamerhand bekend. Over de procedure zeqt
spreker dat ook hem bijstaat dat in het eerste conmissoriale beraad,
toen het beleidsplan werd doorgenomen, op grond van de toen voorliqqende
reakties de heer Borghouts gezegd heeft dat hij overwoog een amendement
te zijner tijd te zullen nndienen op de doelstelling waardoor de twee
subdoeIstel11ngen zouden komen te vervallen. Na de beraadsbehandelinq
van de vorige maand taxeerde hij, zo bieek in de laatste commissieverqa-
dering, dat de appreciatie van wat door zijn fraktie naar voren is ge-
bracht, wat veranderd zou zijn en heeft hij toen duidelijk gemaakt dat
J daaruit eventueel de konklusie zou kunnen trekken dat hij toch zijn
oorspronkelijke tekst zou willen handhaven of met een andere amenderinq
uat îs de procedure geweest.
Inhoudelijk heeft spreker bezwaren tegen de voorstelling van zaken die
înhoudt dat de gemeente alleen maar een richtlijn als een fraai etiket
hierop zou wilien plakken en dan verder zich het recht zou willen voor-
behouden om mets te doen. Hij denkt juist dat het richtlijn kiezen een
evenwichtige benadering is omdat, als men hier een heel konkreet stand-
punt wenst in te nemen, dat geldt evenzeer als men percentages gaat in-
vullen, men toch arbitrair bezig is ten aanzien van bepaalde groepen,
dat geldt ook kwantitatiefterwijl men zich bovendien vastlegt, terwijl
naar het meerderheidsidee van het college die evenwichtigheid in het per-