35 26 februari 1981 Het behoort naar de mening van zijn fraktie tot de verantwoordelijkheid van het college het beleid t.a.v. de te voigen inspraakprocedure vast te stellen. Daarbij speelt de portefeuille-houder die het onderwerp moet brengen een belangrijke rol. Er staan in dit opzicht een 4-tal inspraak- modellen ter keuze en bovendien is voorzien in een overleg met de desbe- treffende raadscommissie. Dit zijn voldoende waarborgen om te kunnen wer- ken en voorzover het betreft de 4 modellen, ook duidelijk en hanteerbaar voor de bevolking. Dat in het stuk een uitgebreide paragraaf is gewijd aan de positie van de ambtenaar is terecht en begrijpelijk. Hij (of zij) immers zal veelal de eerste gesprekspartner zijn van de insprekende bur- ger. Van zijn of haar houding zal in belangrijke mate afhangen of de in- spraak als systeem gaat lukken, vooral bij die mensen die nog niet ge- wend zijn aan de hen geboden nieuwe vorm van democratie. De problemen die zich daarbij kunnen voordoen moet men niet onderschatten. Vele decennia is ons staatkundig bestel gebouwd op een systeem van be- stuurslagen. Elke laag bemand door mensen die d.m.v. verkiezingen optreden als vertegenwoordiger van de bevolking, gegroepeerd in politieke formaties. Die vertegenwoordiger brengt zijn stem uit zonder last of ruggespraak. De burger is eraan gewend dat anderen voor hen beslissen, de ambtenaar staat in een hiërarchieke relatie tot die colleges van vertegenwoordigers. De tijd ligt nog kort achter dat men leefde in een verzuilde samenleving, de zo verguisde hokjesgeest. Men beleeft nu het proces van ontzuiling, on- getwijfeld gezichtsverruimend, ook gepaard gaande met bijverschijnselen die althans door sprekers politieke medestanders als ongewenst worden be- schouwd, zoals daar zijn het politiseren van strikt zakelijke onderwerpen, het ontstaan van onnodige conf1ict-modellen, kortom een verkillend effekt op de samenleving. Dit ongewenste neveneffekt doet schade aan de samenle- ving, maar is gedurende een bepaalde periode te zien als een onvermijdelijk randverschijnselonderdeel van een groeiproces. Sprekers fraktie is van mening dat een goed georganiseerde inspraak posi- tief zal werken bij het scheppen en bestendigen van een harmonische rela- tie tussen bestuur en bevolking. Met overtuiging ondersteunt zijn fraktie de uitgangspuntennota. De heer De Jong wijst op het C.D.A.-gemeenteprogramma voor de periode 1978-1982, waarin ook wordt gesproken over inspraak. Aan het begin van de periode 1978-1982 hebben de 3 poiitieke raadsgroeperingen beleidsintenties en afspraken gemaakt. Het onderhavige raadsvoorstel refereert hieraan. Spreker schetst de voorgeschiedenis van de nota. Hij meent dat het college een woord van iof verdient voor de inhoud van de nota. Iedere Heemstedenaar is in de gelegenheid gesteld kennis van de inhoud te nemen, een inhoud die zich kenmerkt door een grote mate van positieve uitgangspunten en waarbij van beperkende uitgangspunten nauwelijks sprake is. De nota geeft een prak- tisch kompleet beeld van de inspraak. în het voorstel zegt het college toe in de proeve van de inspraakverordening een bepaling op te nemen die de beroeps- c.q. klachtenprocedure regelt, een aanvulling waarop door sprekers fraktie tijdens de commissiebehandeling is aangedrongen. Sprekers fraktie kan geheel instemmen imet de inhoud van de nota, het voor- stel en het besluit en zij wacht de totstandkoming van de volgende fase in de vorm van verordeningen met belangstel1ing af. Spreker merkt op dat de Heemsteedse burgers reeds geruime tijd in de gele- genheid zijn via inspraak meningen over beieidsvoornemens kenbaar te maken. Daarbij blijkt dat het voor de insprekers nogal eens problemen geeft zich te houden aan het onderwerp waarover de inspraak handelt. Het duidelijk aan- geven van grenzen van het te bespreken beleidsobjekt is belangrijk. Belang- rijk is ook dat bij de planning van langdurige projekten, bijvoorbeeld her-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1981 | | pagina 4