37
26 februari 1931
zullen waarschijnlijk nog heel wat belangrijker zijn dan het vaststellen
van de uitgangspuntennota hedenavond.
Sprekers fraktie is erg benieuwd naar de wijze waarop het college straks
met de uitgangspuntennota in de praktijk'wil gaan werken.
De voorzitter antwoordt dat inspraak langzamerhand een onderwerp is ge-
worden waar wat meer ontspannend over gepraat kan worden dan een aantal ja-
ren geleden. Hen weet langzamerhand enigszins waar men over praat en er is
wat ervaring opgedaan. Het is dan ook niet verwonderlijk dat er aan alle
kanten, op alle mogelijke niveaus, pogingen worden gedaan om dit wat in
kaart te gaan brengen. Deze nota is wat Heemstede betreft, daar de eerste
aanzet voor. Misschien is het als men het wat nuchter benadert wel het be-
langrijkste dat het beleid van het gemeentebestuur wat aanspreekbaarder
wordt ten aanzien van deze zaken. Met alle begrip voor het "wazige" dat er
natuurl i j k nog in blijft - omdat de inspraak nog duidelijk in ontwikkeling
is - is het toch van belang dat het gemeentebestuur en de raad duidelijk
gaan uitspreken dat inspraak iets is waar telkenmale verantwoording over
moet v/orden afgelegd ten aanzien van het instrumentarium dat wordt gekozen.
Het iedere keer weer willen toetsen van een methode van werken en het zich
afvragen op ieder niveau, zowel bestuuriijk als bij de burger, of het ge-
meentebestuur hier wel de juiste oplossing heeft gekozen, het eventueel
creëren van een beklagrecht daarover en het op die manier bespreekbaar ma-
ken van de zaak op het plaatselijk politieke leven, is een belangrijke zaak.
Wat betreft de vraag hoe dat zal gaan werken, merkt spreker op dat er be-
wust zo min mogelijk beperkende bepalingen hierbij zijn aangebracht.
Aan de andere kant is het spreekrecht in de commissie misschien wel ëén
van de basisprincipes van de hele zaak.
Bij een door spreker bijgewoond symposium, waar nogal wat mensen van lande-
lijk niveau inleidingen hielden, bleek ook wel dat de terugkoppeling van
een inspraak, in laatste instantie in een openbare commissievergadering via
het spreekrecht, algemeen toch wel als een belangrijk punt wordt gezien.
Welke methode van inspraak men ook kiest, die toetsingsmogelijkhe'id vlak
voor de beslissing in de raad, met een mogelijkheid van debat met degenen
die zich in de loop van de procedure met die zaak bemoeid hebben, is toch
wel een zwaardere zaak dan dat men zegt: misschien is het van de verschil-
lende mogelijkheden die genoemd worden het lichtste. Dat de afstand van de
inspraakprocedure ten opzichte van de besluitvorming niet te lang moetzijn,
zal een ieder beamen. Dat is echter niet altijd mogelijk. Juridisch gezien
hoeft het geen bezwaar te zijn, maar een bezwaar is dat men vaak op het
kritieke moment in de tweede fase, als er een jaar of langer tussen geze-
ten heeft, in de sfeer van de besluitvorming met andere mensen te maken
heeft dan de mensen die in de eerste fase ingesproken hebben. De ene inwo-
ner staat ten opzichte van de andere inwoner in een gelijke positie, maar
het is natuurlijk in de relatie tot die inwoners die zich in de eerste fa-
se met de zaak hebben bezig gehouden een ongelukkige zaak. Men moet zich
00k afvragen waarom men het dan in de tweede fase heeft laten afweten.
Wat is de reden dat men in de eindfase blijkbaar van gemotiveerd tot gede-
motiveerd is gekomen. Dat zijn problenren die veel te maken hebben met het
tijdsbeslag. Het is door de ingewikkeldheid van managementsproblematiek
en var. de juridische voetangels en klemmen die er nu éénmaai liggen, niet
altijd mogelijk dat maar in elkaar te schuiven, maar het is wel iets waar
men continu attent op moet zijn. Het moment waarop de inspraak begintmoet
misschien ook niet al te vroeg gekozen worden. Er is wel eens de neiging
om de inspraak al met de doelstellingsfase te laten beginnen. Spreker
vraagt zich af of dat niet vaak wat overtrokken is, met alle waardering
overigens voor de bedoeling en de intentie die erachter zit. Als men daar