39 26 februari 1981 is de kwestie van een verstandig en goed gebruik van de mogelijkheid van alles wat men onder inspraak moet verstaan. Herinrichtingsobjekten zijn inderdaad aan een grote mate van voorbereiding gebonden. Dat is een proces dat ook moeilijk te versnellen is. Het probleem is ook dat er zoveel plannen tegelijkertijd op stapel staan en misschien dat we er nog wat meer slag van kunnen krijgen om, als ze éénmaal de in- spraak ingaan, dat projekt dan ook met een zekere voorrang te behandelen, opdat aan die inspraakrelatie zoveel mogelijk profiel kan worden gegeven. A1s men dus éénmaal de inspraak ingaat met volle burgerzalen en dergelij- ke, dan legt men zichzelf de verplichting op om daar dan ook zoveel moge- lijk de gang in te houden en dan kan men beter andere projekten wat naar achteren schuiven als men in de problemen komt omdat men zoveel van dit soort situaties tegelijkertijd heeft. Het stoom-afblazen is inderdaad bij dergelijke avonden een markant verschijnseldat is wel eens lastig. Aan de andere kant is het toch ook wel een element waaruit belangrijke gege- vens voortkomen, de wijze waarop het gezegd wordt is ook belangrijk en hoort bij het geheel van indrukken die men in het hele proces opdoet. In- derdaad moet men hopen dat dit een fase in het hele proces is en dat die fase wordt gevolgd door een wat nuchterder fase, waarin de zaken nog eens op een andere manier naar voren komen. Het gaat de heer Van Amerongen erom dat als men denkt bezig te zijnmet een inspraakprocedure, het met moet blijven bij louter stoom-afblazen. De voorzitter heeft gesteld dat de hoorzitting over de Binnenweg een zit- ting was die als funktie had informatie te verstrekken. Nu denkt spreker dat de burgers die daar aanwezig waren er op dat punt andere ideeën op na hielden. Als de hoorzitting zelf alleen maar als funktie zou hebben infor- matie te verstrekken, dan vraagt spreker zich af waar dan in de procedure, die vcor de Binnenweg is gekozen, het inspraakmoment voor de burgers ligt, want^de voorzitter zegt dat daarna het invullen van formulieren volgt, de enquêtering. Spreker leest in de uitgangspuntennota dat enquêtering een rnethode van peilen van meningen is, het element van gezamenlijke en open- bare meningsvorming mist en dat daarom ook enquêtering niet gezien mag wor- den als een vorm van inspraak. Met dat laatste is zijn fraktie het overi- gens wel eens. De heer De Jorig heeft met name het tijdselement in zijn betoog gebracht, omdat de betrokkenheid van de burger bij inspraak in grote mate wordt be'în- vloed door het idee dat de burger krijgt, dat hetgeen hij aan inspraaknaar voren heeft gebracht in de besluitvorming herkenbaar is, maar dan ook in een tijd dat hij zich nog kan herinneren waarover hij inspraak heeft gedaan en wat hij daarin gezegd heeft. Vandaar dat spreker het zo belangrijk vindt dat die tijd zo kort mogelijk wordt gehouden. Datbeînvloedt de betrokken- heid van de burger en zal een stimulans zijn. Het is natuurlijk ook zo dat insprekers niet op eilanden zitten, ze spreken met elkaar en ook over even- tuele succesvolle resultaten van die inspraak en dat werkt motiverend. Spreker heeft geen moeite met wat de heer Van Amerongen naar voren heeft gebracht ten aanzien van een mogelijkheid van inspraak. Inderdaad heeft het college daarin nauwelijks beperkingen aangelegd. Het heeft ook weer een na- deelHet kan voor een aantal mensen wel eens prettig zijn om in een omge- ving waar veel mensen aanwezig zijn, alleen maar te luisteren en niet ge- dwongen te worden iets te zeggen. In kleine groepen is dat aspekt soms wel nadrukkelijk aanwezig en kan dan verhinderend werken om deel te nemen in dat soort groepswerk. Vooral bij ouderen ontmoet men vaak dit soort drem- pelvrees en spreker vond het juist verheugend dat bij de Binnenwegavond door vertegenwoordigers van de ouden van dagen uitdrukkelijk te kennen werd gegeven welke standpunten zij over hetgeen werd geînformeerd innamen, afge-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1981 | | pagina 8