4e afd. 26 maart 1981 37
g. luifels, mits zij bij overschrijding van de grens met de bestemming
verblijfsgebied wat de hoogte boven deze gronden betreft, voldoen
aan het bepaalde onder e, sub 1 en 2 van dit lid;
h. hijsinrichtingen, niet vallende onder e van lid 1, laadbruggen, stort-
goten, stort- en zuigbuizen, welke in enige stand de bebouwingsgrens
overschrijden, mits zij niet lager zijn geplaatst dan 4.20 m boven de
gronden met de bestemming verblijfsgebied;
i. bouwwerken, waarvan de bovenzijde niet hoger is gelegen dan:
1. de hoogte van de weg, voorzover de werken in de weg zijn gelegen;
2. de terre.inhoogte, bij voltooiing van de bouw, voorzover de werken
niet in de weg zijn gelegen.
Artikel 4 Hoogtematen.
Tenzij in hoofdstuk II anders is voorgeschrevengeldt ter bepaling van
de maximaal toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken of gedeelten van bouw-
werken de regeldat het op de kaart achter een letter of combinatie van
letters ingeschreven arabische cijfer de maximaal toelaatbare bouwhoogte
van bouwwerken in meters aangeeft. Deze mag, evenals de in de voorschrif-
ten aangegeven bouwhoogten, slechts v/orden overschreden door schoorstenen
antennemasten en andere ondergeschikte bouwdelen.
Artikel 5 Wijze vari meten.
De bouwhoogte van een bouv;werk wordt gemeten vanaf het hoogste punt van
dat bouwwerk, voorzover dat althans niet wordt gevormd door schoorstenen,
antennemasten en andere ondergeschikte bouwdelen als bedoeld in artikel 4
tot het hoogste punt van het onmiddellijk aan het bouwwerk grenzende af-
gewerkte terrein, voorzover liggende binnen de bestemmingsgrens.
HOOFDSTUK II BESTEMMINGEN EN GEBRUIK.
Artikel 6 Woondoeleinden (W).
1. De gronden met de bestemming woondoeleinden zijn bestemd voor:
a. woonhuizen;
b. bij een woonhuis behorende, inpandig gebouwde, autoboxen en bergplaat-
sen;
c. met de bestemming verband houdende bouv/werken, geen gebouwen zijnde,
van ondergeschikte betekenis;
d. tuinen bij de gebouwen. 1I;
