I. INLEIDING: 1. De overschakeling van de werk- naar de niet-werkperiode kan problemen met zich meebrengen. Daarbij komt dat in Mederland circa 60% van de werknemers tussen 55 en 65 jaar al voor hun pensionering uit het ar- beidsproces verdwijnt als gevolg van arbeidsongeschiktheid, onvrijwil lig ontslag of vervroegde uittreding (V.U.T.). Om aandacht te besteden aan deze problematiek heeft de minister van binnenlandse zaken begin 1976 een studiecommissie "Positie Oudere Amb tenaren" (C.P.O.A.) in het leven geroepen. Deze werkgroep heeft in augustus 1979 een rapport uitgebracht. onder de titel "Voorbereiding op de pensionering" Aangezien gebleken is dat de in dit rapport door de C.P.O.A. onderzock te problematiek op landelijk niveau nauw aansluit bij de vermoede en t constateerde behoefte binnen de gemeente Heemstede heeft de werkgroep dit rapport als leidraad gekozen voor deze nota. 2. Voor velen zal het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd een g< noegen of een opluchting betekenen, door vele anderen zal het echter als een abrupte overgang van de arbeidzame levensfasen naar de vrij tc besteden levensfase worden ervaren. Men voelt zich dan plotseling behcl ren tot de groep "bejaarden" of "gepensioneerden" De negatieve gevoelens, die dit oproept hangen samen met het gevoel "uitgerangeerd" te zijn; niet meer "mee te tellen". Deze nota strekt er mede toe de toestand van het "heerlijk niets doen' althans als overgang van de verplichte werkzaamheden van het normale i arbeidsproces voor allen - ook zij die er tegenopzien - zo soepel en vanzelfsprekend mogelijk in te leiden en voor te bereiden. In het leven kunnen drie levensfasen onderscheiden worden, te weten: jeugd, volwassenheid en ouderdom. In de overgang van de ene naar de anl dere fase ontstaan vaak problemen, die een vloeiende overgang belemmerj Zo is dit ook in de overgang van volwassenheid naar ouderdom. De bovengenoemde studiecommissie heeft een aantal van deze problemenu de theorie en uit onderzoek weergegeven, welke door de werkgroep SociaJ le Begeleiding ook van toepassing worden geacht voor de gerreente. Deze problemen vinden vaak hun grond ingevolge van de pensionerino zo als: 1. een inkomensachteruitgang, welke niet gelijk opgaat met'een vermin- dering van de behoefte; zeker niet wanneer het vervroegde pensione-| ring betreft; 2. het gevoel te hebben "uitgerangeerd" te zijn en niet meer waardevol voor de maatschappij 3. diskontinuîteit in de levenswijze door onvoldoende voorbereiding op deze fase; 4. het optreden van verveling, onzekerheid en apathie door de overgang van een door anderen opgelegde tijdsindelinq naar een eiqen tiids- indeling; 5. het wegvallen van een bepaalde status welke verbonden is aan een funktie, die men bekleedt evenals het zelfrespekt en de prestige welke verbonden is aan het werken zelf; 6. het wegvallen van de kontakten met collega's en anderen van uit het werk, hetgeen een verarming van de sociale relaties kan betekenen; 7. het ontstaan/verergeren van medische problemen; het blijkt dat de minst gezonde mensen het minst voldaan lijken over hun pensionering. II. PENSIONERING - NIEUME f 10GELIJKHEDEN Alhoewel men van de ene dag op de andere de status van gepensioneerde verwerft vraagt het zich eigen maken van de nieuwe rol enige tijd. 23

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1981 | | pagina 27