a'd* 27 augustus 1981 85
a. voortzetting van het fijnmazige onderzoek naar mogelijk andere con-
centraties
b. verwijdering van de concentraties van verontreiniging;
c. de wijze waarop en de mate waarin dit moet gebeuren, evenals de vraag
of, en zo jahoe de lichte verontreiniging verwijderd moet worden,
laten afhangen van het voortgezette onderzoek.
Een voortgezet onderzoek bleek nodig te zijn, omdat de gekozen verdeling
van de monsterpunten te grofmazig bleek te zijn vergeleken met het grilli-
ge patroon der gevonden concentraten en de daarvan afgeleide verspreiding.
De mogelijkheid was nog aanwezig, dat zich in de tuinen nog andere, thans
onbekende, concentraten bevonden.
In eerste instantie was besloten tot het uitvoeren van het nieuwe onder-
zoek met behulp van de z.g. reukmethode, doch na hernieuwde afweging van
de aspekten kosten, tijd en nauwkeurigheid is toch besloten de te nemen
monsters chemisch te laten analyseren, dus met inschakeling van de Keurings-
dienst van Waren. Vermelding verdient nog het standpunt van de inspekteur
van de volksgezondheid voor de hygiëne van het milieu m.b.t. de in de tui-
nen aangetroffen concentraties zware metalen (vnl. lood).
De inspekteur is van mening, dat door het treffen van maatregelen getracht
moet worden de mogelijkheid tot contact met deze metalen te voorkomen.
Ten aanzien van deze kwestie hebben wij overwogen, dat, voorzover de lood-
concentraties niet samen vallen met de concentraties chloorbenzenen, geen
maatregelen nodig zijn, omdat hier niet sprake is van een uitzonderl ijke,
specifiek aan deze locatie gebonden problematiek. De aangetroffen loodcon-
centraties komen n.l. in ons land op tal van plaatsen voor in woonmilieu's.
Maatregelen nemen tegen deze concentraties betekent bovendien vrijwel ze-
ker verwijdering van een laag grond van de gehele strook langs de haven
én het betekent aanzienlijk tijdverlies. Tenslotte is het ook niet uitge-
sloten dat, gezien het nog steeds ontstaan in ons milieu van loodveront-
reiniging, enige tijd na de verwijdering opnieuw concentraties zouden gaan
voorkomen (voor de volledige weergave van dit standpunt, zie onze brief
van 10 december 1980). Verder meent de-inspekteurdat de variant: ver-
plaatsing van de woonboten naar een niet verontreinigd gebied, ook in ogen-
schouw genomen dient te worden. Wij menen echter, dat, mocht er al een al-
ternatieve ligplaats aanwezig zijn, tot deze zeer ingrijpende maatregel
pas mag worden overgegaan als het gevaar voor de volksgezondheid dit echt
noodzakelijk maakt en er geen afdoende maatregelen getroffen kunnen worden.