29 oktober 1981
4e afd.
117
j. indien geen bij een woonhuis behorende gronden met de bestemming
erf aanwezig zijn, mag de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande
en aangebouwde autoboxen, bergplaatsen en andere niet voor bewoning
bestemde bijgebouwen op de in lid I bedoelde gronden per woonhuis
ten hoogste 30 m2 beslaan;
k. de hoogte van vrijstaande en aangebouwde autoboxen, bergplaatsen
en andere niet voor bewoning bestemde bijgebouwen bij een woonhuis
mag ten hoogste 3.00 m bedragen.
4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen
van het bepaalde in lid 3 onder g voor het verhogen van de toeîaatbare
hoogte indien en voorzover dit in verband met het doortrekken van de
kap van het hoofdgebouw noodzakelijk is.
5. Een vrijstelling als bedoeld in lid 4 wordt niet verleend dan nadat
de Commissie voor ruimtelijke ordening en volkshuisvesting is gehoord
en dan nadat belanghebbenden gedurende 30 dagen in de gelegenheid zijn
gesteld daartegen schriftelijk bezwaren in te dienen.
- 23 -