m
4e afd.
29 oktober 1981
- 31 -
2. de gezamenlijke oppervlakte van de in lid 1 bedoelde gebouwen
en van de bijgebouwen op de aangrenzende gronden met de
bestemming woondoeleinden per eindwoning ten hoogste 40 m2 mag
beslaan.
3. van de bij de eindwoning behorende gronden met de in lid 1
bedoelde bestemming ten hoogste 40% mag worden bebouwd.
4. Een vrijstelling als bedoeld in lid 3 wordt niet verleend dan nadat j,
de Commissie voor ruimtelijke ordening en volkshuisvesting is gehoord
en dan nadat belanghebbenden gedurende 30 dagen in de gelegenheid zijn
gesteld daartegen schriftelijk bezwaren in te dienen.
5. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen
omtrent de situering en hoogte van de gebouwen, die ingevolge het
bepaalde in lid 1 toelaatbaar zijn, indien deze gebouwen over een
lengte van meer dan 2.00 m, hetzij in de erfscheiding, hetzij binnen
een afstand van 2.00 m hiervandaan zullen worden gebouwd, teneinde te
waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige
veranderingen te weeg brengt in de bezonningssituatie op de aangrenzend.
erven en overigens met dien verstande dat:
a. daardoor de gebruikswaarde van het te bebouwen erf niet onevenredig i
wordt geschaad;
b. geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in dit artikel ten
aanzien van het te bebouwen gedeelte van de gronden;
c. de hoogte niet wordt teruggebracht tot beneden 2.50 m.