117
- 36 -
4e afd.
29 oktober 1981
Artikel 19 Vevblij fsgebied
1. De gronden met de bestemming verblijfsgebied zijn bestemd voor
verblijf en verplaatsing bepaaid door en gericht op de bestemming van
de aangrenzende of naburige gronden en in verband hiermee voor verhar-
dingen gerichrt op gemotoriseerd verkeer en ander verkeer, alsmede voor
parkeerplaatsen, kinderspeelplaatsen en groenvoorzieningen, een en an-
der al of niet opgenomen in een woonerfinrichting.
2. Op en boven de in lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend met de
bestemining verband houdende bouwwerken, geen gebouwen zijr.de, worden
gebouwd
3. De nadere ruimtelijke indeling van de in lid 1 bedoelde gronden
moet in overennstemming zijn met de op de kaart en de hierna gegeven
aanwijzingen:
a. het gedeelte van de verharding gericht op rijdend gemotoriseerd
verkeer is ten minste 2.50 m en ten hoogste 6.00 m breed;
b. bir-.nen de in lid 1 bcdoelde gronden dient te worden voorzien in de
aanlag van een aantal parkeerplaatsen dat ten uinste gelijk is aan
het aantal aan het verblijfsgebied gelegen woningen, tenzij hierin
door parkeren op eigen terrein of in de onmiddellijke nabijheid
woidt voorzien;
c. de afstand tussen verharding gericht op rijdend gemotoriseerd
verkeer, een fietspad of een niet bij een woning behorende par-
keerplaats en een in de langsrichting van een bauwstrook gelegen
gevel van een voning bedraagt ten minste 2.00 m;
d. de afstand tussen verharaing gericht op rijdend gemotoriseerd
verkeer of een fietspad en een kopgevel van een woning bedraagt
ten minste 100 m.
U. Een plan tot inrichting of herinrichting van de in lid 1 bedoelde
gronden wordt in overleg met belang'nebbenden voorbereid en uitgevoerd.