4e afd. 23 oktober 1981 117 - 41 - Arbikel 23 Cebndk van onbebonude gronden en van bowMerken 1. Het is verboden, de onbebouwde gronden of de bouwwerken binnen het plangebied te gebruiken op een andere wijze of voor een ander doel dan blijkens de bestemniingen en voorschriften kennelijk toe- Iaatbaar is of is aan te merken als een normaal bestanddeel van dat kennelijk toelaatbare gebruik. Dit verbod geldt niet indien en voorzover het in strjjd is met de wet, een algemene maatregel van bestuur of een provinciale ver- ordening. 2. Ten aanzien van de onbebouwde gronden wordt onder verboden gebruik; in ieder geval verstaan: a. het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden als opslag plaats voor bagger en grondspecie; b. het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden als opslag plaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe bouwmaterialen, afval, puin, zand, grind en brandstoffen; c. het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden als uitstal1ings- of opslagplaats voor al dan niet voor gebruik geschikte voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan; d. het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden als uitstallings- of opslagplaats dan wel als stand- of ligplaats voor j caravans, woonwagenswoonboten, tenten en andere onderkomens, tenzij het vormen van opslag betreft die noodzakelijk zijn ter reaiisering van het ingevolge de bestemmingen toegelaten gebruik of di h zijn aan te merken als een normaal bestanddeel van dat toegelaten gebruik ofwel indien het de plaatsing van één kampeerwagen yoor stalli betreft op de bij een woning behorende grond. 3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te veri^nen van liet bepaalde in lid 1 voor het gebruik van de onbebouwde gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2 3 lid 1 voor vestiging van pen- sions 4. Tndien strikte toepassing van het verbod, vervat in 1id 1, leidt tot niet door dringende redenen te rechtvaardigen beperkingen van het mcest doelmatige gebruik, verlenen burgemeester en wethouders vrij- stelling van dat verbod. 5. Een vrijstelling als bedoeld in lid 3 en 4 wordt niet verleend, dar nadat de Commissie voor ruimtelijke ordening en volkshuisvesting is ge- hoord en dan nadat belanghebbenden gedurende 30 dagen gelegenheid is geboden om tegen het voorgenomen andere gebruik bezwaren in te dienen. Van het voorgenomen andere gebruik en de mogelijkheid voor belanghebben den daartegen bezwaren in te dienen geven burgemeester en wethouders kennis aan de eigenaren en gebruikers van de aangrenzende gronden en bouwwerken en openbare kennis in één of meer dag- of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1981 | | pagina 77