26 november 1981 258
Zorg voor de positie van het personeel van de gemeente, zowel materieel als
immaterieel is van het grootste belang. Niet voor niets heb ik zoëven onze
waardering geuit voor de ontwikkeling die het personeelsbeleid in deze ge-
meente doormaakt. Maar een goed personeelsbeleid houdt ook in dat we niet
te rechtvaardigen verschillen in de positie van gemeentelijke personeelsie-
den binnen de gemeente als ook tussen het gemeentepersoneeî van Heemstede
en personeel elders ter diskussie moeten durven stellen. En dan moeten wij
konstateren dat een deel van het gemeentelijk personeel niet zoals elders
40 uur, maar 361 uur per week werkzaam is. Nu de salarisniveaus van het
gemeenteiijk personeel als gevolg van de toepassing van de Ubink-norraen
en de daaraan verbonden funktiewaardering mogelijk een wijziging onder-
gaan, vinden wij het juist om de werktijden daarbij te gaan betrekken.
Daarbij achten wij het een goed uitgangspunt om zoveel mogelijk verschil-
len in de positie van het gemeentepersoneelzowel binnen het gemeentelijk
apparaat alsook in relatie tot de positie van het personeel elders, op te
heffen. Wij zijn zeer verheugd, dat uit de memorie van antwoord blijkt
dat het college unaniem van mening is dat deze problematiek de nodige
aandacht moet gaan krijgen.
Ondanks de teruglopende rijksuitkeringen en de hoge rentestand laat het
dekkingspian 1982 t/m 1986 nog een beeld zien, waarvan niet gezegd kan
worden dat we financieel met de rug tegen de muur komen te staan. Wel
moet duidelijk zijn, dat dit plan is opgesteld met de gegevens van nu.
We weten niet wat het rijk nog meer aan bezuinigingen in petto heeft,
we weten niet hoe de rentestand zich zal gaan ontwikkelen en we moeten
maar hopen dat het exploitatietekort van het multifunktioneel spcrtcom-
plex op de duur niet hoger gaat worden dan nu wordt geraamd.
Financiële planning moet nu éénmaal gebaseerd zijn op de gegevens, waar-
over nu beschikt kan worden, anders wordt het koffiedik kijken.
Dat de financiële mogelijkheden van de gemeente beperkter worden is nu
wel nieer dan in voorgaande jaren uit het dekkingsplan op te maken.
Met name blijkt dat uit het kleine aantal nieuwe projektendat voor de
komende jaren in het plan kon worden opgenomen. Dat er to'ch nog wat nieuw
beleid door het college kan worden gepresenteerd is met name te danken aan
de resultaten van de heroverweging van het bestaand beleid, de benutting
van een deel van de reserves en door in het plan taakstel1ende bedragen
voor efficiëncy-verbeteringen en beleidsombuigingen op te nemen.
Verhoging van de onroerend-goedbelasting in 1982 met 4°/ en in de daarop-
volgende jaren met 6%, zouden we een paar jaar geleden als een beperkte
verhoging hebben aangemerkt. Maar nu er duidelijk sprake is van een ver-
slechtering van de inkomenspositie van de burgers, is een verhoging met 4
tot 6niet meer echt beperkt te noemen. We zijn echter tot de overtuiging
gekomen dat belangrijke gemeentelijke voorzieningen in het gedrang zouden
komen indien de onroerend-goedbelasting in 1982 niet met 4% verhoogd zou
worden. Met deze verhoging wensen wij daarom in te stemmen. De verhoging
met 6% in 1983 en volgende jaren aanvaarden wij ook, uiteraard wel met het
voorbehoud dat nieuwe gegevens en ontwikkelingen ons het volgend jaar op
andere gedachten kunnen brengen.
Tot onze spijt zijn we ten aanzien van één onderdeel van het dekkingsplan
gedwongen om een inhoudelijk voorbehoud te maken en dat betreft de in het
dekkingsplan gepresenteerde financiële ruimte die zou ontstaan door een
wijziging aan te brengen in het vakonderwijs lichamelijke opvoeding. De
voorstellen om hiertoe te komen hebben ons nog niet bereikt. Van ons zal
toch niet verwacht kunnen worden dat we hier ongezien ja tegen zeggen.