287
27 november 1981
Wethouder Jager zegt dat dit mede te danken is aan de kracht van de
direkteur en dat is dan ook precies de reden waarom er binnen het colle-
ge wel eens twijfels bestaan over de wenselijkheid van een commissie ex
artikel 61. Hij meent dat men hier te maken heeft met een stukje van
öf welzijnsbeleid df cultuurbeleidhet bibliotheekwezen iigt op de grens.
De bibliotheekwet zal op de duur wel ondergebracht worden in de kaderwet
specifiek welzijn. Hij denkt daarom dat de opmerking van de heer Hofland
dat het een verouderde vorm is om het onder de portefeuille welzijn en
maatschappelijke zorg te brengen een achterhaalde opmerking is, omdat het
juist in de toekomst weer nadrukkelijk ook in de rijksregelingen onder het
welzijnsbeleid wordt gezien en de bibliotheek als een basis-welzijnsvoor-
ziening wordt gezien. Daarom heeft hij met die opmerking grote moeite.
Wat de beheersvorm betreft - dat is een heel andere zaak - is de biblio-
theek thans een gemeentelijke dienst en nog niet eens een dienst in de zin
van de formele regeling van de gemeentewet. De bibliotheek staat gewoon op
de gemeentebegroting in de algemene dienst verantwoord. De raad van Heem-
stede beheert de bibliotheek in feite als hoogste bestuursorgaanmet dele
gatie van een aantal bevoegdheden aan het college van burgemeester en wet-
houders, dat op zijn beurt ook bevoegdheden heeft gedelegeerd aan de direk
teur en het personeel van de bibliotheek. Dat is naar de mening van het
college de reden geweest waarom de bibliotheek zich in zo grote mate heeft
kunnen ontwikkelen, dankzij de persoonlijke inzet en de kwaliteit van de
mensen. Men zou kunnen zeggen dat dit toevalstreffers zijn. Maar het feit
dat zij zichzo kunnen ontplooien heeft te maken met een afstandelijk be-
stuur van een dergelijke instelling en het alleen creëren van een randvoor
waarde waarbinnen men moet blijven en verder een zo groot mogelijke vrij-
heid laten. De vraag is of een artikel 61-commissie - maar daar wil hij
graag verder over praten - een dergelijke afstandelijkheid ook kan opbren-
gen. Spreker heeft er geen enkele moeite mee om dat in dezelfde vergade-
ring van januari op de agenda te plaatsen. Of men eraan toekomt dat tege-
lijkertijd met de aankoopregeling te bespreken zal de commissie in zijn
eigen prioriteitsstelling binnen zijn agenda moeten bepalen.
Punt 5.
Mevrouw Van der Pas acht het volkomen juist dat als het sociaal-cultu-
reel plan en- programma behandeld worden binnen de begroting, de tijd die
beschikbaar is voor de procedure te kort is, maar evenais vorig jaar wordt
ook dit jaar net plan en programma naast de begroting behandeld. Men weet
ook dat de aanvragen om subsidie niet allemaal per 1 april binnengekomen
zijn, enkele hebben zeifs uitstei gekregen tot 1 juni. Desalniettemin kan
de behandeling toch in december piaatsvindendat is drie weken verschii.
Dat verschil zou h.i. niet nodig zijn. De achtergrond van de vraag was
eigenlijk dat als deze plannen ook in november bij de begrotingsbehande-
ling behandeid worden, de kleinere instellingen eerder op de hoogte zijn
van het feit of ze wel of niet subsidie krijgen. Dat geldt minder voor de
grote instellingen, want dat is al min of meer een vaststaand feit. Het
is de wethouder uiteraard bekend dat'het jaarprogramma van de organisaties
niet gelijk loopt met de gemeentebegroting. Zij hoopt dat dit knelpunt nog
eens wordt opgelost. Als dat misschien gelijk loopt dan zou er een reden
zijn om het wel binnen de begroting te behandelen. Overigens gaat zij op
dit moment akkoord met het antwoord.
Wethouder Jager begrijpt dat de opmerking van mevrouw Van der Pas met