34
schonken wordt. Want men vermoordt de samenieving als men monumenten over-
levert aan kaaislag, vernieling of verlies.
Mevrouw Noorman en de heer Van Emmerik hebben behartenswaardige woorder,
gesproken, waarmee sprekers fraktie zich kan verenigen. Er zijn v/ei enkele
kanttekeningen te maken. Spreker gelooft dat het op grond van ervaringen
niet van risico ontbloot is als men thans komt tot de vaststel1ing van een
gemeentelijke monumentenlijst naast de bestaande rijkslijst, omdat bij ge-
brek aan middeien de eigenaar belemmerd zou worden in het treffen van voor-
zieningen, voor het geval dat hij te enen male het bepaalde monument r.iet
meer kan bewonen, gebruiken en onderhouden op de wijze die hij zou wilien.
Men zou de gemeente dan om huip kunnen vragen. Ais een monumentenlijst en
een monumentenverordening aan elkaar gekoppeld zijn kan de gemeente zich
daar in zekere zin niet aan onttrekken, maar men kan thans niet overzien
waartoe het zou leiden. Dit alles in een situatie waarin de rijksoverheid
geen monumentenrestauratiesubsidiesysteem tot uitvoering kan brengen.want
men kan het als gemeente net zo min als een partikulier alleen. Monumenien-
restauratie is nu eenmaal veei kostbaarder dan normaie nieuwbouw, in welke
sektor men het ook zou willen plaatsen. üit een oogpunt van gebrek aan fi-
nanciële mogelijkheden op afstand en het onvoorzienbare aspekt wat hieraan
zit, raadt het college een subsidieregeling niet aan. Bovendien onder-
streept het coliege het nadeel voor eigenaren van monumenten, die thans na-
deel zouden ondervinden iridien zij geheel op eigen kracht zouden moeteri
restaureren zonder daar de middelen toe te hebben. Het coilege vermeldt
voorts dat er al een rijksmonumentenlijst is en dat er een provinciale mo-
numentenlijst in voorbereiding is en dat het nu nog niet naar een gemeente-
lijke monumentenverordening toe wil. "Nu nog niet" onderschrijft sprekers
fraktie. De rijksoverheid kan het zich te enen male niet permitteren inhet
kader van de ruimtelijke ordening-aspektenom geen behoorlijke regelingen
te maken voor het monumentenbehoud. De huidige staatssecretaris heeft aan-
gekondigd dat dit beleid zai moeten worden gedecentraliseerd. Hij heeft
zeifs uitgesproken dat hij hier de provinciale taak vrijv/ei niet meer in
zag en dat dit een gemeentelijke aangelegenheid moet worden. Dat houdt dus
in dat als hij een systeem verzint om de monumentenzorg gedecentraliseerd
in handen van gemeenten te leggen, die nimmer uitvoerbaar kan zijri zonder
dat hij daar middelen voor ter beschikking stelt. Doet hij dat niet dan is
het een flauwe streek, want dan wordt een moeilijk probleem afgeschoven
naar een iagere overheid. Dat kan het dus nooit zijn, maar in de huidige
positie van de rijksmiddelen weet een ieder dat er thans weinig soulaas te
verwachten is, zeker niet omdat er een groot aantal beschikkingen door
rijksmonumentenzorg zijn gegeven terzake van subsidies die nog niet kunnen
worden uitgekeerd. Ais het Rijk een toespitsing van haar beleid op het ge-
bied van monumentenzorg in overweging heeft en ais er in Heemstede aebou-
wen zijn die men in de toekomst zou willen beschermen, dan nodigt spreker
het college, uit zeer attent te zijn op hetgeen de rijksoverheid onderneemt,
met de bedoeling om te komen tot ae inrichting van een monumentenverorde-
ning op een moment dat dat redelijk succes zou kunnen scoren, opdat bij de
schaarse middelen die in de toekomst ter beschikking zijn, het aandeei aan
Heemstede niet voorbij gaat. Die kans is niet denkbeeldig, want als men
geen monumentenverordening heeft dar. heeft men minder kans mee te delenbij
enige verdeling van de pot. Ais een monument het morgen moeiiijk heeft dan
weerhcudt niets het coiiege daar eigen middelen voor ter beschikking te
steTlen, alleen kan men nu niet rekenen op enige bijstand van de rijksover-
heid.
Wethouder WiTTemse zegt om te voorkomen dat men misschien zou denken dat
25 februari 1982