Noorman, maar de financiële konsekwenties zijn zo beiangrijk dat het
coliege dat risico nu niet aandurft. Spreker hernaait dat als het om
een waardevol pand gaat het college natuurlijk geen bouwvergunning zal
afgeven voor iets wat het zelf wil behouden, dus ook geen sioopvergun-
ning.
MevrouwNoorman meent dat dan dezelfde schadesituatie ontstaat als
bij de monumentenlijst en heeft de gemeente precies dezelfde verplich-
tingen en zal men precies dezelfde afweging moeten maken zoais zij die
ook bepleit heeft bij een monumentenverordeningnamelijk hoeveel ishet
de gemeente waard om een bepaald gebouw in stand te houden. Dat nu niet
wilien erkennen is de ogen dicht doen voor de realiteit.
Wethouder Willemse antwoordt dat het college dat dan probeert te be-
reiken - de mogelijkheid van pianschade - via de ruimtelijke ordening,
dus via het bestemmingsplan.
Mevrouw Noorman vindt dat, hoewei de heren Van Emmerik en Arnoldy in
woorden belijden dat zij veel hart hebben voor de Heemsteedse monumenten
en beeldbepalende gebouwen, als het aankomt op het dragen van de verant-
woordelijkheid daarvoor daar heel weinig van blijkt. Ais men erkent dat
men zich daar verantwoordelijk voor voelt dan heeft dat gevolgen. Dat
zouden financiële gevolgen kunnen zijn, maar het is absoiuut niet waar
dat die gevoigen niet voorzienbaar zijn. Ais aanvragen komen voor plan-
wijziging, waarbij in redelijkheid niet verv<acht mag worden dat een eige-
naar die verbouwing betaalt volgens de eisen die de gemeente, omdat het
een monument is, daaraan steit, dan is het moment gekomen waarop men via
de beleidsplanning kan afwegen of het in stand houden van dat monument
in die financiëie situatie van de gemeente verantwoord is tegenover bij-
voorbeeid uitbreiding van een peuterspeelzaai of het herstraten van een
brug. Dat zijn gevolgen die wei degelijk te voorzien en te plannen zijn
en daarin kiest men beieid. Beieid is niet nu een monumentenverordening
maken en afwachten wat dat kost, maar beleid is pianmatig plannen en daar
hoort gewoon ook het beleidspian bij plus de gevolgen die men op dat mo-
ment zal afwegen. Als zij kijkt naar de argumenten die gebruikt zijn, na-
meiijk dat de staatssecretaris van plan is te decentraliseren dan wijst
zij erop dat van de op de lijst voorkomende zaken minder dat de helft op
de rijkslijst voorkomt. Dat betekent dat ook ai zou het Rijk deceritralise-
ren en wij de zorg van die andere 66 gebouwen voelen, wij er niet op kun-
nen rekenen dat dat financieel door het Rijk gedragen zaî worden en dat
als men vorm wi1 geven aan zijn verantwoordelijkheidsgevoel en dat niet
aileen met woorden wil beiijden, men op een gegeven moment bereid isdaar
financieel iets tegenover te stellen. Wat spreekster nu hoort is: ik voel
het wel maar het mag niets kosten.
Verder merkt zij op dat los van het feit dat het niet mogelijk is een ge-
bouw via een bestemmingsplanprocedure te laten bestaan - men kan alleen
het voiume omschrijven, men kan niet eens omschrijven binnen een bestem-
mingsplan dat een zinken dakgoot van zink moet blijven - is het zo datais
men binnen een bestemmingsplan heei strak een plan zou omschrijvenmen
onmiddeliijk in pianschadesituaties komt die vergelijkbaar zijn met aat
wat men oproept over een monumentenverordening en op dat moment is het
weer aan de gemeente om die afweging te maken.
De heer Van Emmerik zegt dat een gemeenteiijk monumentenbeleid zonder
financiëie mogelijkheden een slag in de lucht is. Men moet de mogelijkhe-
den hebben om af te wegen. Spreker wijst erop dat eerder op deze agenda
ook een stuk is behandeld waar op een ar.der terrein gewezen wordt op de
25 februari 1982
36