2e afd.
26 augustus 1982
92
2. Indien de gewezen ambtenaar, bedoeld in lid 1, aanspraak heeft op
een dadelijk ingaand invaliditeitspensioen volgens de bepalingen
van de Algemene burgerlijke pensioenwet, ontvangt hij gedurende zi jn
omgeschiktheid een uitkering ten bedrage van zijn laatstelijk geno-
ten bezoldiging tot uiterlijk twee jaar na de aanvang van zijn onge-
schiktheid, met dien verstande dat na het verstrijken van de eerste
achttien maanden de uitkering 80% van de laatstelijk genoten bezol-
diging bedraagt.
3. Het recht op de uitkering vervalt met ingang van de eerste dag van
de maand, volgende op die waarin de gewezen ambtenaar de leeftijd
van 65 jaar heeft bereikt.
4. Dit artikel vindt geen toepassing in de gevallen genoemd in artikel
E 15, lid 5.
Artikel E 17
Indien de gewezen ambtenaar binnen een tijdvak van dertig kalenderdagen
nadat de volgens de artikelen E 15 of E 16 geregelde betaling van zijn
laatstelijk genoten bezoldiging of uitkering in verband met zijn her-
stel is gestaakt, wederom wegens ziekte ongeschikt wordt een naar aard
en omvang soortgelijke betrekking te vervullen, wordt de nieuw opgetre-
den ongeschiktheid als een voortzetting van de vorige beschouwd en wordt
de betaling hervat.
Voor het bepalen van het tijdstip waarop de in de artikelen E 15 en E 16
bedoelde termijnen zijn verstreken, worden perioden van ongeschiktheid
een naar aard en omvang soortgelijke betrekking te vervullen, welke el-
kaar met een onderbreking van minder dan dertig kalenderdaqen ziin ODqe-
volgd, samengeteld.
Artikel E 18
1. Indien de gewezen ambtenaar na afloop van de termijn waarin hij krach-
tens artikel E 15 of artikel E 16 bezoldiging of een uitkering genoot,
arbeidsongeschikt is, zonder dat hij recht heeft op invaliditeitspen-
sioen krachtens de Algemene burgerlijke pensioenwet of op een uitkering
krachtens titel III van de Wet op de noodwachten, ontvangt hij, zolang
die ongeschiktheid duurt, een uitkering naar de maatstaf van de Wet op
de arbeidsongeschiktheidsverzekering.
2. Arbeidsongeschikt, geheel of gedeeltelijk, is hij die tengevolge van
ziekten of gebreken geheel of gedeeltelijk buiten staat is om met ar-
beid te worden belast, die voor zijn krachten en bekwaamheid is bere-
kend en die met het oog op zijn opleiding en vroeger beroep hem in
billijkheid kan worden opgedragen, ter plaatse waar hij arbeid verricht
of het laatst verricht heeft of op een naburige soortgelijke plaats te
verdienen hetgeen lichamelijk en geestelijk gezonde personen, van dc
zelfde soort en van soortgelijke opleiding, op zodanige plaats met ar-
beid gewoonlijk verdienen.
3. Het recht op uitkering naar de maatstaf van de Wet op de arbeidsong°-
schiktheidsverzekering vervalt met ingang van de eerste dag van de
maand, volgende op die waarin de gewezen ambtenaar de leeftiid van 65
jaar heeft bereikt.
4. Dit artikel vindt geen toepassing op:
a. degene, die op of na het tijdstip van ingang van zijn ontslag in ver-
- 9 -