92
a. een hem uit hoofde van zijn ontslag uit de laatstelijk doör hem
vervulde betrekking toegekend pensioen krachtens de Algemene bur-
gerlijke pensioenwet, waaronder begrepen een aanvuliinq inqevol-
de artikel F 9, lid 3, dier wet;
b. een uitkering krachtens artikel E 23, lid 1 en 2;
c. een uitkering krachtens titel III van de Wet op de noodwachten;
d. inkomsten welke hij inmiddels mocht zijn gaan aenieten uit of in
verband met arbeid of bedrijf;
e. een uitkering krachtens de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet.
Artikel E 22
In de gevallen bedoeld in deze paragraaf vinden de artikelen E 6, E 7,
E 9, E 10, E 13 en E 14, waar mogelijk, overeenkomstige toepassing.
Paragraaf 4. Uitkerlng boven invaliditeitspensioen.
Artikel E 23
1. Aan de gewezen ambtenaar die in het genot is van een invaliditeits-
pensioen vermeerderd met een aanvulling, als bedoeld in artikel F 9
van de Algemene burgerlijke pensioenwet, wordt - indien na ingewon-
r.en advies van een door burgemeester en wethouders aangewezen ge-
neeskundige blijkt, dat de ziekcen of gebreken uit hoofae waarvan
hij blijvend ongeschikt is verklaard zijn betrekking te vervullen
in overwegende mate hun oorzaak vinden in de aard van de hem opge-
dragen werkzaatnheden of in de bijzondere omstandigheden waaronder
deze moesten worden verricht en niet aan zijn schuld of nalatigheid
zijn te wijten - een uitkering verleend ten bedrage van 124% van het
învahditeitspensioen, zoals dit met evenbedoelde aanvuhinq is ver-
meerderd.
De uitkering eindigt met ingang van de eerste van de maand, volgende
op die waarin de gewezen ambtenaar de leeftijd van 65 jaar heeft be-
reikt.
2. Indien aan de gewezen ambtenaar een uitsluitend naar zijn diensttijd
berekend invaliditeitspensioen krachtens de Algemene burgerlijke pen-
sioenwet is toegekenden dat pensioen lager is dan 112J% van het bedraq
dat nem bij toepasselijkheid van artikel F 9 dier wet aan invaliditeits
pensioen en aanvulling zou zijn toegekend, wordt hem in het geval, be-
doeld în het eerste lid, een uitkering verleend ten bedrage van het ver
schil. De uitkering eindigt met ingang van de eerste van de maand, vol-
gende op die waarin de gewezen ambtenaar de leeftijd van 65 jaar heeft
bereikt.
3. Indien het overlijden van een arnbtenaar, dan wel van een voor een uit-
kering als bedoeld in lid 1 of 2 in aanmerking gekomen gepensioneer-
de ambtenaar het rechtstreeks gevolg is van ziekten of gebreken. als
^edoeld in lid 1, wordt aan degenen die in verband met dit overlijden
krachtens de Algemene burgerlijke pensioenwet een pensioen genieten
een uitkenng verleend ten bedrage van 12J% van dit pensioen, zonder
dat daarop bepalingen inzake inbouw van A.O.W./A.W.W. zijn toegepast.
De uitKering eind'igt met ingang van de eerste van de maand, volgende
op die waarin de overledene de leeftijd van 65 jaar zou hebben bereikt,
aan wel - îr.dien de weduwe of de weduwnaar aan wie een pensioen werd
toegekend hertrouwt - met ingang van de eerste van de maand volgende op
die van het hertrouwen.
- 11 -
2e afd.
26 augustus 1982